wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
Vissen uit Madagascar (deel 1)
In de oertijd stond er op onze wereldkaart maar één continent en dat kreeg de naam Gondwanaland. Wetenschappers gaan er van uit, dat dit reusachtige continent in het vroege Krijttijdperk uiteenbrak en de werelddelen Afrika, Azië, Zuid-Amerika en Australazië ontstonden. Ongeveer 165 miljoen jaar geleden, in de tijd van de dinosauriërs, scheurde Madagascar zich los van Afrika, waarvan het nu gescheiden is door het Kanaal van Mozambique. Het is, na Groenland, Nieuw-Guinea en Borneo het vierde grootste eiland van de wereld. Het heeft een tropisch klimaat met een nat seizoen van november tot maart en een droog seizoen van april tot oktober. Statistisch gezien bedraagt de gemiddelde middagtemperatuur er in het droog seizoen 25°C in de bergen en 30°C aan de kust. In werkelijkheid kan de nachttemperatuur vanaf juni in de bergen dalen tot het vriespunt en is het dan koel in het zuiden. De winterse dagtemperaturen zijn dan weer aangenaam en de hitte wordt in de zomer aan de kust getemperd door een koel briesje. In februari en maart heeft het oosten van het eiland vaak te kampen met cyclonen
Madagascar heeft een oppervlakte van 590.000 km2 en telt 13.000.000 inwoners. Zo een 2000 jaar geleden deden de eerste mensen er hun intrede. Zij kwamen waarschijnlijk uit Indonesië of Maleisië. Later kwamen daar nog Afrikanen bij, die zich vooral in het zuidelijke deel van het eiland vestigden. Voor het ogenblik leven er nog 16 verschillende stammen of clans. Deze differentiatie stoelt meer op een vroegere indeling in oude koninkrijkjes dan op etnische gronden. In tegenstelling met wat je zou kunnen denken is de nationale taal niet het madagascarees, maar het malagassisch.
De komst van de mens liet ook hier zijn sporen na. Op 1000 jaar tijd waren er al twee dozijn soorten fauna uitgestorven. Hieronder waren er 15 soorten lemuren, waarvan sommigen zo groot waren als gorilla's. Er waren ook dwergnijlpaarden bij en schildpadden, die groter waren dan de grootste soorten die we nu kennen. Misschien had de mens schuld aan het verdwijnen van deze diersoorten door ze te fel te bejagen of door hun leefomgeving te vernietigen. Misschien hebben ook klimatologische veranderingen daarbij een rol gespeeld.
Madagascar telt een enorm percentage aan endemische soorten. Van de 200.000 levende wezens, die er tot nog toe opgetekend werden, zijn er maar liefst 150.000 endemisch, wat betekent dat ze daar alleen voorkomen. Tachtig procent van de plantensoorten die op Madagascar groeien, zijn uniek voor dit eiland. Iedere wetenschappelijke expeditie, die naar Madagascar vertrekt, ontdekt er nieuwe soorten. Er leven 50 verschillende soorten lemuren (een soort halfaap), 300 soorten reptielen waaronder humeurige kameleons en prachtige daggekko's en een even groot aantal kikkersoorten.
Wat tropische zoetwatervissen betreft, zijn er mij maar twee soorten bekend, die ook alleen daar voorkomen. Het zijn de Bedotia madagascariensis en de Pachypanchax omalonotus. Vissen uit Madagascar komen slechts met mondjesmaat op de markt.
De Bedotia madagascariensis, die vroeger bekend stond onder de naam Bedotia geayi, werd op het eind van de vijftiger jaren voor het eerst in Europa ingevoerd. Begin van de jaren zestig raakte hij, via Nederland, tot in de voormalige D.D.R., waar hij massaal werd nagekweekt. Dit gebeurde zo intensief, dat niet alleen het vroegere Oostblok kon bevoorraad worden, maar dat heel Europa letterlijk met dit visje werd overspoeld. Zoals het zo vaak gebeurt, lag de nadruk bij dat kweken meer op de kwantiteit dan op de kwaliteit. Het resultaat was dan ook dat de prachtige kleuren van deze vis vervaagden en ze niet meer gegeerd waren bij de aquariaan. Ze werden dan ook letterlijk van de kaart geveegd. Gelukkiglijk wordt dit visje, dat deel uitmaakt van de familie van de koornaarvissen, thans met een plausibel coloriet in de handel aangeboden.
De Bedotia madagascariensis bereikt een lengte van 12 centimeter en zwemt graag en veel. Hij stelt dan ook prijs op een ruim aquarium, met een grote zwemruimte en een goed uitgebouwde randbeplanting. Het is een vreedzame vis, die zowel soortgenoten als medebewoners met rust laat. Toch is het beter om hem niet samen te houden met echt schuwe vissen. Die zouden, geïrriteerd door zijn onstuimig zwemmen, wel eens definitief dekking kunnen gaan zoeken tussen de planten.
In zijn geboorteland vindt men de Bedotia in kristalheldere bergbeken. Wellicht houdt hij daarom ook van een lichte stroming in het aquarium. Hij heeft een voorliefde voor middelhard tot hard water (leidingwater dus) en bij een temperatuur van 20 tot 23°C voelt hij zich prima. Inzake voeding stelt hij ook geen bijzondere eisen. Hij eet letterlijk alles. Omdat hij vooral te vinden is in de bovenste en middelste waterlagen, gaat hij ongaarne voedsel oppikken dat op de bodem ligt.
De mannelijke Bedotia is een zeer mooi heerschap. Hij heeft een elegant spoelvormig lichaam, wat al dadelijk de goede zwemmer laat vermoeden. Zijn zwarte ogen met gouden iris zijn groot en verschaffen hem een uitstekend gezichtsvermogen. Desgewenst kan hij, met een sierlijke sprong, prooidiertjes die zich net boven het wateroppervlak ophouden, uit de lucht plukken. De rug is bruin- tot goudkleurig. Ongeveer ter hoogte van de kieuwen begint er een zilverachtige zone, die vanaf het midden van het lichaam overgaat in een rookblauwe lengteband, die doorloopt tot in de staartwortel. Op de onderkant van de buikzijde vertrekt er een pastelkleurige flauwzwarte lengtestreep die, naarmate ze dichter bij de staart komt, overgaat in intenser zwart.
Typisch voor de koornaarvissen is de dubbele rugvin. De eerste, die zich halverwege het lichaam situeert, is klein en goudgeel en eindigt op een zwart stipje. De grote, tweede rugvin begint enkele millimeters na de eerste en loopt uit tot aan de staartvin. Onderaan in deze vin zie je een zwartgrijs veld, dat als het ware met een gouddraad doorweven is. Hierboven loopt er een diepzwarte streep, die mooi contrasteert met de rood-oranje boord. Achteraan zie je enkele witte streepjes, die het kunstwerk voltooien. De staartvin begint met een rookgrijze vlek in de staartwortel, die afgeboord wordt met een zwarte uitwaaierende vlek. De staartrand is dan weer mooi oranjerood. De borstvinnetjes zijn geel-goudachtig met een oranje biesje. De aarsvin tenslotte is lang en vertrekt ongeveer vanuit het midden van het lichaam tot aan de staart. Eerst bemerk je enkele oranje dwarsstreepjes, die dan overgaan in meer gekleurde staafjes, die afgeboord zijn met wit. De rand van de aarsvin wordt gevormd door een intens oranje boord, die plots samensmelt met een diepzwarte zoom. Bij deze visjes komt, al naargelang hun vindplaats, een grote kleurvariatie voor, maar inzake coloriet zijn het stuk voor stuk echte kunstwerkjes.
Het geslachtsonderscheid kan je alleen maken bij volwassen exemplaren. De mannetjes vertonen goudgele vlekken in de aarsvin en in de tweede rugvin. De vrouwtjes zijn valer van kleur en vertonen die goudgele vlekken niet.
De kweek met Bedotia's is op zichzelf niet moeilijk. Je hoeft zelfs geen kweekkoppel te selecteren, want ze paren vlot in groepsverband. Wel moet de kweekbak ruim genoeg zijn, omdat het er meestal nogal wild aan toe gaat. De temperatuur kan je best opdrijven tot 26°C. De eitjes worden afgezet tussen fijnbladige planten en alhoewel ze voorzien zijn van een hechtingssteeltje, kleven ze niet. De jonge visjes doen er negen dagen over om uit het ei te komen. Ze bewegen zich, tot hun zwemblaas met lucht gevuld is, nog 12 uur in een ietwat schuine stand. Daarna zwemmen ze normaal.
Het groottrekken van het jongbroed is dan weer niet gemakkelijk. De eerste levensdagen zijn immers cruciaal. De larfjes moeten onmiddellijk gevoederd worden met stofvoer of met raderdiertjes. Indien dit niet gebeurt, zullen de visjes waarschijnlijk sterven. Mochten ze toch overleven, zullen ze nooit uitgroeien tot mooie, krachtige exemplaren. Waar je zeker moet naar streven is naar een perfecte hygiëne, want als er in het kweekbakje voedselresten gaan rotten is de nakweek ten dode opgeschreven.
Hopelijk kan de Bedotia madagascariensis zich nu voorgoed in onze aquaria handhaven, want het is een pracht van een vis.
Karel Fondu,
De Siervis Leuven