wie is online

We hebben 4 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Levende fossielen

Afdrukken E-mail
In feite is deze titel slecht gekozen, want eens je gecatalogeerd wordt als fossiel heb je het tijdelijke al voor het eeuwige gewisseld. Men bedoelt natuurlijk dat men te maken heeft met levende wezens, die vanaf hun ontstaan bijna onveranderd zijn gebleven. Klassieke voorbeelden van levende fossielen zijn de schildpad en de krokodil. Als je ze goed bekijkt kan de gelijkenis met dinosauriërs je niet ontgaan. Het wezenlijke verschil is dat zij er nog zijn en de dino's niet.

Ook bij de vissen zijn er nog zo een paar overlevers. Denk maar aan de haaien, de roggen en de steur. Een vis die men al afgeschreven had en die reeds aan de lijst der fossielen was toegevoegd is de Latimeria chalumpae, die behoort tot de Coelacanthen.

Men waande deze kwastvinnige vis reeds uitgestorven sedert het krijttijdperk, periode waarin ook de dinosauriërs van de aardbodem verdwenen. Groot was dan ook de consternatie toen, in 1938, vissers deze vis bovenhaalden aan het uiterste puntje van Zuid-Afrika. Een poging om hem levend aan land te brengen mislukte. In 1952 werd er in Madagaskar opnieuw een exemplaar opgevist.

Marinebiologen van het Max Planck Instituut in Duitsland volgen nu al tien jaar lang een groepje Coelacanthen dat leeft bij het eiland Grande Comoro. Het gaat hier om een eerder stabiele groep van een honderdtal vissen. Het totaal aantal levende exemplaren wordt geschat op 300.

"Hoog tijd om er iets aan te doen" zeggen de wetenschappers. Zonder verregaande beschermingsmaatregelen zal de soort binnen 15 tot 20 jaar volledig verdwenen zijn. Het ergste van al is nog, dat het vangen van de Coelacanth ongewild gebeurt. De vissers van Grande Comoro zijn immers uit op het vangen van Ruvettus pretiosus, die net zoals de Coelacanth leeft in diep water, dicht bij de kust. Ze azen ook op dezelfde prooi. De vissers beschouwen de Kombessa, zoals zij hem noemen, als een lastigaard. Hij beschikt over een paar ferme kaken, die bezet zijn met kleine scherpe tanden. Haken zijn duur op Grande Comoro. De toevallig gevangen Coelacanthen, worden door de vissers doodgeslagen en na recuperatie van de haak in het water gesmeten.

De Europese gemeenschap had, in samenwerking met Japan, speciale vloten gebouwd, om dieper in zee nieuwe visgronden te ontginnen. Maar de boten raakten defect en het project werd, zoals zo vaak gebeurt, gestopt. De vissers gingen er opnieuw met hun prauwen op uit, visten weer in de kustwateren en vingen opnieuw Kombessa’s. De populatie gaat zienderogen achteruit door overbevissing, maar wetenschappers stelden ook vast dat er steeds grotere dosissen pesticiden gevonden werden in het lichaam van de gevangen vissen. Dit gif zou, via de lucht, vanuit het Afrikaanse continent overwaaien.

Als de Coelacanth verdwijnt zullen er veel vragen onbeantwoord blijven over de plaats die deze vis inneemt in de prehistorie. Dan zullen we waarschijnlijk nooit weten of de Kombessa, met zijn op ledematen lijkende vinnen, korter bij de amphibische levensvorm aansluit dan de longvis, die atmosferische lucht kan inademen, maar die ook zuurstof kan onttrekken aan het water.

Het bloedhemaglobine van de Coelacanth is gelijkaardig aan dat van kikkervisjes, maar niet aan dat van volwassen kikkers. Testen op het mitrochondriale DNA tonen aan dat de longvis eerder behoort tot onze naaste verwanten. Van de longvis, die al 460 miljoen jaar ongewijzigd meedraait, leven er nu nog vijf soorten, verspreid over Australië, Zuid-Amerika en tropisch Afrika.

De Coelacanth is niet het venster naar het verleden, zoals vele wetenschappers gehoopt hadden. In tegenstelling tot de longvis, heeft de Kombessa zich gedurende 400 miljoen jaar weten aan te passen aan de noden die zich stelden. Hij ontwikkelde eigenschappen van zowel de kraakbeenvissen als van de beenvissen en bleef in zijn ontwikkeling ergens steken tussen de twee in.

Evenals de haai ontwikkelde hij in zijn spijsverteringsstelsel de spiraalplooi, die de oppervlakte van de darm, waarmee de passerende voedselstoffen in aanraking komen, aanmerkelijk vergroot. Net als de haai heeft hij ook een kraakbeenskelet, met in de wervelkolom een begin van verbening. Maar hij heeft wel een benige kop, tanden en schubben. Hij is de enige gewervelde met een intercraniale verbinding, wat ooit gemeenschappelijk was voor kikkers. Door deze verbinding kan hij zijn bovenste kaak omhoog brengen en tegelijkertijd zijn onderkaak laten zakken, wat het volume van zijn muil enorm vergroot.

Het meest opmerkelijke is dat de Coelacanth, reeds lang voordat de zoogdieren in de evolutie verschenen, levende jongen ter wereld bracht. Het wijfje maakt een reeks eieren aan, die zo groot zijn als sinaasappels en die in de uterus rijpen. De embryo's verteren er niet alleen hun dooierzak, maar waarschijnlijk ook hun nog niet uitgekomen broers en zusters. Er zijn bepaalde aanwijzingen die er op duiden dat ze in de uterus voedsel en zuurstof van hun moeder toebedeeld krijgen.

Er blijven evenwel nog vele mysteries op te lossen. We weten niet waar het jongbroed leeft. Wij weten ook niet hoe snel ze groeien en ook naar de paartijd en hoe vaak ze paren, hebben we het raden. Hun gedragspatronen spelen zich af buiten onze reikwijdte. Overdag rusten ze uit in lavagrotten. 's Nachts gaan ze op jacht en zoeken grotere dieptes op. Hiervoor dalen ze af tot op een diepte van 800m. Ze gedragen zich in het water als grote, zwevende vogels en laten zich meevoeren met de stroming. Daarna keren ze, in trage cirkelbewegingen, terug naar hun grot. In tegenstelling tot wat zo velen oorspronkelijk dachten, gebruiken ze hun ledemaatachtige vinnen niet om over de zeebodem te wandelen.

Zij zijn de ultieme energiebesparende soort, die hun beperkte mogelijkheid om zuurstof te onttrekken aan het water, compenseren door een extreem laag metabolisme. Ze bewegen traag en ontwikkelen slechts een hoge snelheid bij het achtervolgen van een prooi.

De enige manier om deze vis te redden is hem niet meer aan de haak te slaan. Een Coelacanth, die opgehaald wordt uit een diepte van 200 meter, waar een druk heerst van 21 atmosfeer, heeft geen enkele overlevingskans. In de 26°C warme oppervlaktewateren van de Commoren, is er zo weinig zuurstof aanwezig, dat ze waarschijnlijk onmiddellijk zouden stikken. Ze lijden denkelijk ook al aan een enorm zuurstoftekort, door het feit dat ze de haak proberen af te schudden en krijgen door deze inspanning misschien een fatale overdosis van melkzuur te verwerken. Slechts enkele exemplaren hebben hun vangst een korte tijd overleefd.

Wetenschappers zijn van oordeel dat de Kombessa, door zijn hoge graad van specialisatie op een klein habitat, gedoemd is om binnen enkele duizenden jaren hoe dan ook te verdwijnen. Maar zonder drastische beschermingsmaatregelen, zal hij nu binnen honderd jaar uitgeroeid zijn.

Enkel de inbreng van voldoende kapitaal en een doorgedreven beschermingsproject kan deze vis redden. Spijtig genoeg spreekt hij minder tot de vebeelding dan de flamboyante tijger of de goedig lijkende olifant. In een ultieme poging om interesse voor dit vreemde wezen te wekken, hebben wetenschappers onderwatercamera's geïnstalleerd bij de ingang van hun grot en zenden ze, zowel lokaal als via satelliet, continu beelden uit over zijn gedrag. De vraag is maar of dit voldoende is om de nodige sponsors warm te maken om in dit project te investeren en het zo een kans op slagen te geven.

Kombessa, wij bij de Siervis Leuven duimen voor je, maar blijf in godsnaam van dat aas aan die haken af. Alleen zo kan je het zeker nog duizend jaar uitzingen.

Karel Fondu,
De Siervis Leuven