Apistogramma nijsseni

Afdrukken
Apistogramma nijsseni
 
In zijn artikel in Das Aquarium van juni 1998 geeft Andreas Klopsch zijn bevindingen weer met de kweek van  de Panda dwergcichlide.
Als bewonderaar van kleinblijvende aquariumvissen ben ik bijzonder gefascineerd  door de dwercichliden van de Apistogrammasoort. Naast bekende soorten als Apistogramma borelli, Apistogramma cacatuoides of Apistogramma macmasteri dook in het midden van de tachtiger jaren een bijzonder kleinood in de handelszaken op: de Panda dwergcichlide, Apistogramma nijsseni. Ik kocht één mannetje en twee vrouwtjes. De hoge prijs werd ook door mijn echtgenote aanvaard toen ze de buitengewone kleurenpracht van de visjes aanschouwde.  Eerst kwamen de pasgekochte Apistogramma nijsseni in een tachtigliterbak terecht, waarin reeds tien Diamantzalmen (Moenkhausia pittieri) rondzwommen. Wonder boven wonder vertoonden de Panda-dwergcichliden geen spoor van schuwheid. Dit verraste mij enigzins omdat ik met andere Apistogrammasoorten  totaal andere ervaringen had opgedaan. De twee wijfjes bezetten onmiddellijk twee diagonaal tegenover mekaar liggende plekjes. Het mannetje beheerste de volledige oppervlakte en werd door de dames met staartgewuif en lichaamsrukjes begroet. Vermits de bak nogal dicht beplant was, vooral met Crypto affinis, konden de beide wijfjes mekaar normaliter niet zien.
Werd er toch oogkontakt gemaakt werden de dames direkt giftig in de omgang en eindigde dit steeds met het opensperren van hun bekken; ze zetten dus letterlijk een grote bek op. De Diamantzalmen van hun kant keken ongeïnteresseerd toe, wat weldra ook zou veranderen.
In den beginne dacht ik dat een kweek met één mannetje en twee vrouwtjes op niets zou uitdraaien. Dit bleek evenwel fout gedacht te zijn want na enige dagen was er van de Panda's nauwelijks nog iets te bespeuren. Ik vond dit spijtig, want ik wou kost wat kost mijn nieuwe aanwinsten aan enkele clubgenoten laten zien. Alleen het mannetje liet zich nog bewonderen; de vrouwtjes kon ik hen enkel maar beschrijven, want afbeeldingen waren er in de vakliteratuur in Dresden, waar ik woon, niet voorhanden.
Dat de dames zich niet lieten zien had natuurlijk een reden. Beide wijfjes hadden onder stukken wortelstronken een prachtig roodkleurig legsel gedeponeerd, dat met krachtige vinslagen bewimpeld werd. Door dit snelle succes ging ik totaal uit de bol. De metingen van het leidingwater gaven optimale waarden. De pH waarde lag rond 6.4, de totale hardheid lag om en bij de 4°dGH, de karbonaathardheid was zelfs niet te achterhalen.
Ondertussen geraakten de Diamantzalmen steeds meer onder stress. Daarvoor zorgde de macho-man die de arme zalmen steeds opnieuw naar de hogere regionen van de bak dreef. Dat hij daartoe door de wijfjes werd aangezet was duidelijk. Iedere keer dat hij in de nabijheid van de verborgen nestjes kwam werd hij met vingewapper en stoten in de zij geprikkeld. Prompt vloog hij dan de zalmen achterna die enkel door hun zwemkunst het vege lijf konden redden.
Nadat ik door regelmatige observatie met een zaklamp constateerde dat zich uit de kerserode eieren een wriemelend hoopje had ontwikkeld, kwam na dagen van bang afwachten het grote moment nader. Bijna gelijktijdig deden de jongen van beide wijfjes hun eerste zwempasjes.
Natuurlijk wilde ik nu waar voor mijn geld. Ik zette onmiddellijk een opfokbak aan met verwarming en doorluchting. Daarna werd het grootste gedeelte van de jongen met een hevel afgeheveld en in de opfokbak overgebracht. Een klein deel bleef ongewild achter en werd verder door de wijfjes bemoederd. Dit was, zoals later uit de vaklitteratuur bleek, een goede oplossing. Zo werd het natuurlijk broedinstinct van de vrouwtjes niet abrupt afgebroken. Later heb ik het dan ook steeds zo verder gespeeld. Mocht ik het anders gedaan hebben zou mij nog een interessant feit ontgaan zijn. Het ene wijfje probeerde namelijk herhaaldelijk jongen van het andere te kidnappen. Het was moeilijk uit te maken of dit wijfje slimmer was dan het andere of dat het de jongen waren die hun oriënteringsvemogen kwijt waren. Hoe dan ook: na enige tijd ontstond er één nest onder de goede zorg van het dominante wijfje.
Wanneer twee honden vechten voor een been, loopt de derde er gewoonlijk mee heen. Zo was het ook in mijn bak. Daar de wijfjes steeds meer ruzieden en zich steeds minder bekommerden om hun kroost, kwamen de Diamantzalmen op de proppen en pikten extra rantsoen mee. Het vervolg kan je al raden. Op enkele uitzonderingen na waren de jongen spoedig verdwenen. De enkele uitzonderingen die overbleven werden zelfs bij 1cm lengte nog door het waakzame wijfje begeleid.
In den beginne werden de jongen gevoederd met cyclopsnaupliën en raderdiertjes die in de omliggende beekjes overvloedig rondzwemmen. Door dit voer groeiden de jongen als kool en het werden al spoedig echte visjes. Hun groeitempo was impressionant, want na jarenlange ervaring met andere Apistogrammasoorten kan ik zeggen dat Apistogramma nijsseni tot de best groeiende soorten behoort. Naast het verschil in lengte kon men bij enkele diertjes het geslachtsonderscheid reeds bepalen door een vlek op het midden van het lichaam. Bleek dat 80 % van de visjes vrouwtjes waren. Dit is niet relevant, want bij andere kwekers was het resultaat net omgekeerd. Later heb ik geprobeerd om door verandering van de waterwaarden en de temperatuur een betere verhouding mannetjes/vrouwtjes te bereiken maar dit is mij nooit gelukt. Nadat we verhuisd waren zette ik weer een kweekje op met Pandadwergcichliden. De waterwaarden waren ongeveer dezelfde als in de jaren tachtig: pH waarde 6.8, totaalhardheid 5°dGH en karbonaathardheid minder dan 1°dKH. Je zal het nooit geloven: nu zwemmen er 75% mannetjes in de uitzwemmer. De temperatuur bedroeg vroeger zowel als nu 26°C.
De Pandadwergcichlide, die ondertussen zijn plaats in de aquaristiek heeft ingenomen, zorgt nog steeds voor raadsels, maar wat zou de aquaristiek nog voor aantrekkingskracht hebben moesten alle raadsels opgelost zijn? Ik verzorg en kweek de Pandadwergcichlide van in den beginne en ik hou er nog steeds van. Dat hij een beetje problemen schept als je hem bij andere dwergcichliden zet vergeef ik hem, want dat hij doorzettingsvermogen heeft maakt hem bij Cichlidenvrienden enkel maar sympathiek. De kleurenpracht van de Pandawijfjes doen andere Apistogrammagrieten in het niet verdwijnen. Al bij al is Apistogramma  nijsseni een aanrader, die hopelijk niet te vlug in de vergeethoek raakt, zoals zovele uit de mode geraakte aquariumvissen voor hem.
Wijze woorden zijn dat, Andreas en ik hoop dat je gelijk krijgt.
 
Karel Fondu,
De Siervis Leuven