wie is online

We hebben 15 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Aplocheilus panchax

Afdrukken E-mail

Als je van plan bent om de bovenste waterlagen van je aquarium te bevolken, denk je automatisch aan bijlzalmen. Omdat je lid bent van onze club, zal ik je een geheimpje vertellen. Er zijn tandkarpertjes, die ook uitsluitend in de bovenste regionen van je aquarium rondzwemmen en die duizend keren mooier zijn dan die bleekscheten van bijlzalmen.

De geslachten Aplocheilus, Epiplatys en Pachypanchax leveren echte juweeltjes, die de leegstaande bovenverdieping van je bak omtuinen in een megadancing. Zij zorgen niet alleen voor het spektakel maar sturen ook de lichteffecten. Als DJ haal je best een Béo in huis. Die rare snuiter praat niet alleen de liedjes vlot aan elkaar, maar zingt ze ook nog zelf. Om hem doen te zwijgen, gooi je er gewoon een handdoek over.

Het geslacht Aplocheilus omvat enkele prachtige visjes, die geknipt zijn voor jouw tropisch zoetwateraquarium. Ze kennen een heel groot verspreidingsgebied, dat zich uitstrekt over India, Indonesië, Sri Lanka, Thailand en Myanmar. Daar leven ze in ondiepe, stilstaande of langzaam stromende wateren met een dichte oevervegetatie en grassen, die tot ver in het water doorgroeien. Ze vormen lange, brede slierten die op het water drijven. Hieronder kunnen de visjes zich gemakkelijk verstoppen voor gevleugelde belagers, die een paar keer per dag in gevechtsformatie over het water scheren. Gelukkig moeten die sukkels vaak met een lege maag en hangende pootjes naar hun thuisbasis terugvliegen. Zonder die hangende pootjes wordt het een buiklanding en dat is het pijnlijkste doemscenario dat een gevleugelde zich kan inbeelden.

Vermits deze Aplocheilussen kleine rovers zijn, kunnen ze van hieruit ook onopgemerkt een eventuele prooi besluipen, om dan als een schicht toe te slaan. Hun torpedovormig lichaam is erop berekend om snelheid te ontwikkelen om een wegschietend visje te achtervolgen of om bliksemsnel een aanvliegend insect uit het rimpelende wateroppervlak weg te plukken.

Omdat de bovenste waterlagen van mijn aquarium er even desolaat bijlagen als de Gobiwoestijn na een zandstorm, besloot ik om er wat leven in te brengen. Ik had mijn zinnen gezet op Aplocheilus panchax, omdat ik, in een vroeger leven, nog Aplocheilus lineatus gehouden heb, die inzake verzorging identiek dezelfde eisen stelt, maar die nog iets groter wordt. In het lokaal raadpleegde ik de lijst van de te verkrijgen soorten. Mijn hart sprong op van blijdschap, toen ik hun naam in het assortiment tegenkwam. Gelukkig heb ik aan dat opspringend hart niets overgehouden, want op mijn ouderdom lig je, voor ’t zelfde geld, op intensieve in Gasthuisberg. Omdat ik wist dat de volgende bestelling al de week nadien zou geleverd worden, bestelde ik resoluut twee mannetjes en vier vrouwtjes. Ik was dan ook blij als een kind toen Mark me belde dat "ze" aangekomen waren. Ik reed, toch weer met een lichtelijk verhoogde polsslag, naar het lokaal om ze op te halen. Het gebruikelijk chambreren en het druppelsgewijze aanpassen aan mijn aquariumwater nam, naar mijn goesting, veel te veel tijd in beslag en deed mijn bloeddruk met twee streepjes stijgen. Door de jaren heb ik mijn impulsiviteit leren bedwingen en dus werden de visjes pas losgelaten, als het moment daartoe gekomen was. Het bleken één knap mannetje en vijf uit de kluiten gewassen vrouwtjes te zijn.

Aplocheilus panchax is niet alleen voor mij een oude bekende. Hij wordt al sinds 1899 door liefhebbers gehouden en alhoewel hij zeer mooi oogt, makkelijk te houden en te kweken is, wordt hij maar zelden in de handel aangeboden. Misschien is zijn roversreputatie hier niet vreemd aan. Die reputatie is, volgens mij, volledig onterecht. Ik heb in mijn bak ook een tiental Aphyosemion ahli zitten, die er zo losbandig op loskweken, dat ik mijn kleinkinderen verbied er nog naar te kijken. Van die gasten zitten er in mijn bak jongen in alle mogelijke maten. Moesten mijn panchaxen zo bloeddorstig zijn, als wordt verteld, hadden ze die jongen al lang soldaat gemaakt. Ze zouden trouwens nog een goed motief hebben ook. Een paar van die gestoorde ahlimannetjes, die er zich geen fluit van aantrokken, dat ik daar voor mijn voorruit stond te gesticuleren en te roepen dat het niet mocht, gingen als wilden achter één van zijn vrouwtjes aan. Dat wicht wist gewoon niet wat haar overkwam en kon haar prille maagdelijkheid slechts bewaren door zich, met ware doodsverachting, in mijn fleurige randbeplanting te boren.

Een kleurbeschrijving van de panchax geven is, zelfs voor mij, moeilijk. Niet alleen verschillen de kleuren al naar gelang de regio waar ze gevangen worden, maar ook omdat er in gevangenschap al verschillende kleurvariëteiten gekweekt zijn. De mannetjes zijn, zoals het zo vaak gebeurt, veel mooier dan de vrouwtjes. Mijn mannetje heeft een olijfkleurige rug, die overgoten is met een waterval van paarlemoeren stipjes en streepjes in alle mogelijke kleurschakeringen van rood en geel. Als je goed kijkt rijgen de rode vlekjes zich als het ware aaneen tot evenwijdige lengtestrepen Zijn staart- en rugvin zijn sterk verlengd en zijn met een brede rode band afgeboord. De grondkleur van de vrouwtjes is zilverwit. De rug is overgoten met olijfgroene oplichtende stipjes. Ongeveer halverwege de romp hebben ze een achttal zwarte evenwijdige dwarsstreepjes. De buikpartij is voller dan bij het mannetje. De rug- en aarsvin zijn dan weer kleiner en minder kleurrijk.

De panchax is een echte oppervlaktebewoner. Zijn lichaam is lang en gestroomlijnd. Zijn kop en het voorste deel van zijn rug is afgeplat en ook de snuit is verticaal samengedrukt, wat hem een snoekachtig voorkomen geeft. Hij is ook de gelukkige bezitter van een "derde" oog. Het is duidelijk waarneembaar als een metaalkleurig driehoekje boven op zijn kop. De exacte functie hiervan is nog grotendeels onbekend. Zeker is dat hij met dit schedelvlekje niet kan zien, maar het is wel lichtgevoelig en de lichtinval op dit plekje zou de juiste stand van zijn lichaam in het water bepalen. Wetenschappers vermoeden ook dat dit "derde" oog de duur en de kwaliteit van het licht registreert en op het meest gunstige moment de hormoonafscheiding op gang brengt, die het paren stimuleert. Andere bronnen gaan er dan weer van uit dat dit vlekje dient om aanvliegende insecten aan te lokken. Het is opmerkelijk dat dit "derde oog" in het donker geheel door zwarte pigmenten wordt gecamoufleerd. Een goede reden hiervoor zou kunnen zijn dat rovers, die 's avonds of 's nachts actief zijn, hem van bovenaf niet kunnen dedecteren. Hij wordt 8 cm lang en stelt geen speciale eisen aan het water. Ik hou ze in mijn gezelschapsbak op een temperatuur van om en bij 25° C. Zorg ervoor dat je bak altijd goed afgedekt is, want ze kunnen springen als de besten en er is, bij mijn weten, niets droefgeestiger dan een stokstijve, uitgedroogde panchax.

Inzake voeding is dit visje een zeer makkelijke klant. Hij eet alles wat je normaal aan een vis voorschotelt. Droogvoer, tubifex, diepgevroren witte of rode muggenlarven gaan erin als zoete koek. Als je ze echt wilt verwennen, serveer je ze bladluizen, fruitvliegjes of gewone huisvliegen. Om deze handtam te maken, steek je ze een tijdje in de ijskast. Als ze blauw zien van de kou, hebben ze echt geen lust meer om te vliegen en kan je ze rustig voederen. Geef er niet meer dan de vissen opkunnen. Sluit de dozen, waarin je ze bewaart, altijd minutieus af. Anders zit je, binnen de kortste keren, met uw kot vol vliegen en krijg je gegarandeerd moeilijkheden met moeder de vrouw.

De Aplocheilus panchax gaat, als hij zich in je gezelschapsbak op zijn gemak voelt, spontaan tot voortplanting over. Omdat de mannetjes de vrouwtjes voortdurend achterna zitten, is het van cruciaal belang, dat deze, om eventjes op adem te komen, kunnen onderduiken in een dichte vegetatie. Als je enkele bosjes fijnbladige planten hebt staan zullen ze, eens ze er klaar voor zijn, daar dankbaar gebruik van maken om er hun eitjes in te deponeren. Een dikke dot Javamos, die bovenaan tegen een zijwand opgroeit, zal ook voor dit doel ingepikt worden. Het aantal eitjes kan oplopen tot 200 stuks. Wellicht zullen er van ieder legsel wel enkele jongen overblijven. Zo blijft hun populatie in je aquarium lekker op peil.Als je gericht wilt kweken, zet je het mooiste mannetje en het wijfje met de grootste kuitaanzet samen in een bakje van 10L. Als je geen bos Javamos hebt, leg je er maar een dot perlon in. Je verhoogt de temperatuur tot 27° C en wacht af. Als ze afgezet hebben, kan je de stevige eitjes met je vingers uit het aflegsubstraat pulken, zonder dat er gevaar bestaat dat je ze beschadigt. Je kan ze dan overbrengen in een bakje waarin ze kunnen uitkomen en opgroeien. Na 12 tot 14 dagen komen de jongen uit. Het groottrekken gaat probleemloos. Ze eten onmiddellijk pas uitgekomen Artemianaupliën en kunnen, naarmate ze groeien, met aangepast voer opgefokt worden.

Mocht je, na het lezen van dit artikel ook zin krijgen om dit soort visjes te houden kan ik je ook zijn neefjes, als daar zijn de Aplocheilus blocki, de Aplocheilus dayi en de Aplocheilus lineatus, warm aanbevelen. Ze moeten, inzake schoonheid, zeker niet onderdoen voor mijn panchaxen.

Als je bovenverdieping leeg staat moet je ze echt eens verhuren aan deze pittige visjes. Je gaat er gegarandeerd geen spijt van krijgen.

 

Karel Fondu,
De Siervis Leuven