wie is online

We hebben 15 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Gnathonemus petersii

Afdrukken E-mail

Sommige vissen zou men beter niet importeren, omdat het bijna onmogelijk is ze in goede conditie te houden en ze niet te kweken zijn. Hierdoor pleegt men steevast roofbouw op de natuur. Maar wat wil je. Gewoonlijk hebben de moeilijkst te houden soorten de grootste aantrekkingskracht en daar spelen de importeurs natuurlijk graag op in. Door ze met mondjesmaat in te voeren en door zijn gestaag sterven, blijft de vraag naar het beestje bestaan en blijft de prijs hoog.

Persoonlijk raad ik het dus aan niemand aan om deze soort te kopen. Niet omdat hij niet interessant is, maar omdat hij door zijn levenswijze zeer specifieke eisen stelt, waaraan slechts een uiterst ervaren aquariaan kan voldoen. Mocht je je geroepen voelen om het, nietegenstaande mijn vermanende woorden toch te proberen, hoop ik je hierbij al een vaag vermoeden te geven van de moeilijkheden, die je te wachten staan.

De Gnatomeus petersii behoort tot de familie der Mormyridae. Er bestaan meer dan honderd soorten, die verdeeld zijn over elf geslachten. Ze komen enkel voor op het Afrikaanse continent, waar ze gevonden worden in allerlei biotopen. De Mormyridae onderscheiden zich van andere vissoorten door hun zeer specifieke snuit en mond. De meeste soorten, die in modderige en moerassige biotopen leven, zien bijzonder slecht. Hun ogen zijn meestal bedekt met een vlies, dat deze organen moet beschermen als ze in de modderige bodem woelen om hun kostje bij elkaar te scharrelen.

Om dit slecht gezichtsvermogen te compenseren hebben de Mormyridae een orgaan in de staartsteel meegekregen, waarmee ze electriciteit kunnen opwekken. Ze sturen impulsen van enkele microvolt uit, die vervolgens door de kleine hersenen worden opgevangen en geanaliseerd. Met behulp van deze "radar" kunnen ze zelfs bij volslagen duisternis voedseldieren opsporen. Door het ontwikkelen van dit systeem hebben zij hun ogen niet echt meer nodig. Het is dan ook niet uitgesloten dat, mettertijd, de ogen bij deze soorten volledig zullen verdwijnen. De evolutie zorgt er immers voor dat organen, die overbodig worden, op lange termijn degenereren. Een levend voorbeeld hiervan zijn de blinde holenvissen. Zij komen uit Mexico, waar ze in onderaardse grotten leven die gevonden worden in het stroomgebied van de Rio Tampaan. De ogen van de Anoptichthys jordani zijn volledig verdwenen.

De Gnathonemus petersii komt voor in het Congogebied, in Cameroun en in Niger. Hij bevolkt er sterk overschaduwde moerassen en langzaam stromende rivieren. Zijn lichaam is lang en gestrekt en zijdelings sterk samengedrukt. Zoals de meeste exemplaren van de familie heeft hij een slanke staartsteel. De staartvin is diep ingesneden en aan de basis vlezig. De rug- en aarsvin zijn mekaars spiegelbeeld. Ze beginnen en eindigen op exact dezelfde plaats. De lichaamskleur is bruin-zwart tot blauw-zwart. Van uit de eerste stralen van de rugvin vertrekt er een naar voren toe een gebogen witte streep, die eindigt in de eerste stralen van de aarsvin. Een tweede, ditmaal naar achter gerichte kleinere witte boog, spant zich tussen het midden van de rugvinbasis naar het midden van de aarsvinbasis. Deze twee bogen omspannen een dieper zwarte zone. Al de vinnen zijn grijsachtig-zwart.

Zijn onderlip is krachtig, buisachtig verlengd. Hierdoor doet zijn snuit denken aan die van een tapir of van een olifant. Deze vis wordt, trouwens ten onrechte, "olifantvis" genaamd. De enige echte "olifantvis" is de Gnathonemus elephas, maar die wordt zelden of nooit ingevoerd. Soms kan je hem zien in grote openbare aquaria. Omdat hij nogal sterke stroomstoten uitzendt, wordt er vaak onder het aquarium waarin hij gehuisvest is, een maatbalk aangebracht waarop, door middel van lampjes, de sterkte van electrische ontladingen wordt weergegeven.

Dit komische tapirneusje brengt, spijtig genoeg voor hem, ook enkele beperkingen met zich mee. Zwemmende prooidieren kan hij met zijn kleine mondopening moeilijk verschalken. Daarom moet je, om hem in vorm te houden, steeds beschikken over levende, wormachtige prooien, zoals tubifex, rode muggenlarven, kleine piertjes of enchytreeën. Hiervan kan hij enorme porties verwerken. Om vast te stellen of de vis het goed maakt, is er maar één criterium: je moet enkel naar zijn buikje kijken. Is dat rond, dan is alles in orde. Ziet de vis er maar magertjes uit, dan is hij ondervoed, en zal hij, als je niet snel ingrijpt, verhuizen naar de eeuwige jachtvelden.

Deze vis, die toch 23 cm groot wordt, stelt prijs op een grote bak die goed beplant is en waarin ook grillige stukken kienhout zorgen voor de nodige schuilplaatsen. Van nature uit schuwt hij fel licht. Wij treden hem daarin tegemoet en zorgen voor de nodige drijfplanten, die dat licht temperen. Aan de waterkwaliteit stelt hij geen specifieke eisen. Wel verdraagt hij geen massale waterverversing. Ververs daarom minder water, maar doe het wel vaker. Ook inzake temperatuur is hij niet moeilijk. Hou ze ruwweg tussen 22 en 30°C.

Omdat hij een teer onderlipje heeft, waarmee hij steeds in de bodem snuffelt op zoek naar iets eetbaars, zorgen wij ook voor een bodembedekking, waaraan hij zich niet kan kwetsen. Fijn, onscherp grind of schoongewassen zand voldoen uitstekend.

In den beginne is deze klant nogal schuw en zal hij een beetje teruggetrokken doen. Eens hij echter gewoon is aan zijn omgeving, zal hij zijn schuwheid laten varen en zie je hem steeds in de weer om her en der voedsel op te sporen.

De Gnathonemus petersii kan in principe gehouden worden met andere vissen. Hij is wel niet gesteld op medebewoners, die druk doen en hem voortdurend lastig vallen. Dan voelt hij zich ongemakkelijk, gaat zich terugtrekken en verkommert. Ook voedselconcurrenten zoals corydorassoorten of andere bodembewoners, zullen terecht niet op zijn sympathie kunnen rekenen. Het is vaak hun schuld, dat hij niet aan voldoende voedsel geraakt en de hongerdood moet sterven. Zet hem in geen geval bij andere vissen, die ook electrische ontladingen afgeven, want dan slaan bij hem de stoppen letterlijk door.

Als je het er toch op waagt, raad ik je aan om hem, samen met enkele van zijn soortgenoten, te houden in een speciaal voor hen ingericht aquarium. Zijn gedrag en zijn verschijning zijn, zeker als je hem grondig wil bestuderen, de moeite waard.

Als je de Gnathonemus petersii lang kan houden ben je een kei. Als je hem kan kweken ben je gewoonweg een genie.

Karel Fondu
De Siervis Leuven