wie is online

We hebben 18 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Kweek met zeven dartele Chinezen

Afdrukken E-mail

De zeven Chinese danio’s zaten al meer dan zeven maanden in quarantaine. Je zult dat, als normale voorzorg, overdreven vinden, maar ‘t was gewoon een geval van besluiteloosheid. Na verloop van de voorgeschreven veertien dagen kon ik eenvoudigweg niet kiezen,waar ik de beestjes definitief zou onderbrengen. Blijkbaar kon het de Chinezen niets schelen. Ze zwommen bedrijvig rond in hun gereserveerde zeventig liter water, speelden geregeld een beetje met elkaar en gedroegen zich verder vredig zoals het fatsoenlijke Chinese danio’s betaamt.

De vrouwtjes waren natuurlijk al aardig rond geworden, en ik betrapte me er regelmatig op dat ik de ruiten afspeurde naar minuscule, doorzichtige larfjes. Tevergeefs echter.

In de loop van de maand juli begon Karel ongeduldig te worden.

Bij ieder bezoek plaatste hij zich breeduit voor het aquarium en vroeg langs de neus:"Nog altijd geen jongen?". Dit begon pijnlijk te worden; ik moest hem te allen prijze verdere ontgoocheling besparen. Bovendien had ik toch ook een beetje mijn reputatie hoog te houden.

Op een zwoele namiddag begon de hemel donker te overlopen. De barometerstand dook naar omlaag, de luchttemperatuur klom op tot 29°C en ik voelde dat hét ogenblik was gekomen.

Tegen dat de eerste regendruppels vielen en de eerste donderslag knetterde, had ik vijf emmers water uitgeheveld, ze vervangen door vers, op temperatuur gebracht leidingwater, en de voorruit gekuist.

De rest kon ik nu rustig afwachten. Nee, toch niet Het verbeide kroost moest eten op zijn bordje vinden en dat vroeg wel enige voorbereiding. De pas uitgekomen jongen zijn immers zo petieterig dat ze de eerste dagen slechts heel klein voedsel aankunnen.

Geconditioneerd zoals ik nu eenmaal ben, denk ik dan automatisch aan infusie. Vlug dus een 1 liter bokaal gevuld met oud aquariumwater, enkele stukken gedroogde banaanschil er bij, plus een pluk gedroogde waterplanten, een theelepel rijstkorrels, een teerlingetje rauwe aardappel en een koffielepel melk. Ergens op een plaats gezet waar de zon niet bij kon.

Voordat de nacht viel, hadden de de Chineesjes hun activiteit aanzienlijk opgevoerd; de perspectieven waren goed.

Hoewel ik wist dat het geen zin had, zocht ik toch ‘s anderendaags met een half oog, de ruiten af, speurend naar larfjes. De zevenkoppige bemanning dolde opgewonden door de bak, de heren met tot scheurens toe gespreide vinnen. Regelmatig verdween het kluwen in het Javamos en tussen de Bolbitis, verscheen weer en raasde opnieuw de beschermende planten in. Ik liet de beestjes rustig verder betijen. Wel zette ik een tweede infusiekweek op, identiek aan de eerste, kwestie van een reserve te hebben. De temperatuur in het aquarium bedroeg 28°C, zonder bijkomende verwarming. De normale temperatuur om met de Tanichthys albonubes te kweken, ligt natuurlijk een heel stuk lager, nl. 22 – 23°C, maar ja, ’t was nu eenmaal een lange warme zomer.

Pas de dag nadien, in de loop van de namiddag, zag ik enkele tientallen glassplintertjes aan de voorruit hangen. Voor dat de avond viel, waren de larfjes aan de ruiten niet meer te tellen. Vlak onder de oppervlakte zwom zelfs al een wolkje vis, terwijl een ander gedeelte van de jongen van hot naar her huppelde, zonder enige poging zich normaal te gedragen. Tegen beter weten in troostte ik me met de gedachte dat ze hun zwemblaas nog niet hadden gevuld. Dat zou straks wel beteren. Maar, ondertussen, nog altijd geen spoor van infusie. Geen nood,’k had er vandaag nog geen nodig.

Mañana.

’s Anderendaags was het wolkje vis uitgedeind tot een heuse zwerm. Dat verhaaltje van de nog te vullen zwemblaas kon je natuurlijk wel vergeten: het waren gewoon buikwippers. Hoewel hun aantal moeilijk te schatten viel, denk ik dat 25% een redelijke gok was. Zoveel had ik nog nooit meegemaakt, en wat kon de reden zijn? Inteelt? De te hoge temperatuur? Geen idee.

De infusiekweek kon ik ook nog vergeten: geen spoor van leven. Enig eten was echter wel nodig, indien niet nu, dan toch voor binnen enkele uren. Een glas gevuld met het aquariumwater en er een tiental druppels Liquifry (rood) in gedropt, even roeren en, verspreid, over de oppervlakte uitgegoten. Voor alle veiligheid ook nog een snuifje melkpoeder uitgestrooid.

De dag nadien, nog steeds geen infusie, in geen van de twee bokalen. Dus de Liquifry en het melkpoeder herhaald en een kippeëitje hard gekookt. Een paar uren na de Liquifry en zo, een stuk eierdooier ter grootte van een hazelnoot in een glas aquariumwater, het geplet met een koffielepel en het gele mengsel over de oppervlakte uitgegoten.

Vierentwintig uren later was er eindelijk infusie, in de tweede bokaal dan nog wel (in de eerste niets). Een Colaglas half met het brouwsel gevuld, een paar druppels Liquifry toegevoegd en drijvend op temperatuur laten komen. Na een kwartiertje in de bak gekieperd en het procédé met de hazelnoot eigeel herhaald.

Een uurtje later begonnen de larfbuikjes vorm te krijgen, op die van de buikwippertjes na. Een achttal uren nadien werd er op een identieke manier nog voedsel toegediend. Het werd nu evenwel zaak er voor te waken dat het boeltje niet vervuild raakte. Voor het slapengaan dus nog een emmer water afgeheveld met een luchtslangetje en vervangen door vers leidingwater (ook langs de luchtslang).

De volgende achtenveertig uren werd hetzelfde stramien van voedsel toedienen en waterverversing toegepast. Ondertussen had zich ook in de eerste bokaal infusie ontwikkeld. De jongen zwommen met een gevuld buikje rond en ik schatte het nest op een honderdvijftig stuks. De buikwippers waren grotendeels verdwenen, afgestorven. Het was best zo, want eenmaal wipper, altijd wipper.

Het werd wel tijd om aan steviger voedsel te beginnen denken. Uit de kelder een Baxterfles boven gehaald, ze voor 3/4e gevuld met vers leidingwater, een koffielepel zout toegevoegd, evenals een flinke snuif Artemiaeieren. De rubberen stop op de fles, de twee passende stukken stijve doorluchtingsbuis doorgestoken en één aangesloten op de luchtpomp. Nog geen achtenveertig uren nadien kon ik, naast infusie en eigeel, Artemia toedienen. De oranje buikjes van de jongen verrieden dat de aanvulling van het menu welkom was. Een tweede Baxterfles werd opgezet om een continue bevoorrading te verzekeren. Het ergste leed was nu wel geleden.

Om eventuele achterblijvertjes een beetje te steunen, gaf ik gedurende een paar dagen, als toetje, ook nog een half glaasje infusie. Er even op wijzen, dat je regelmatig de infusiebokalen moet bijvullen met water uit de kweekbak, anders ben je natuurlijk na een paar dagen uitgezongen.

Zoals alle mooie verhalen verliep ook dit verder in volle harmonie. Ongeveer drie weken oud, begonnen de jongen een felgroen blinkende schoudervlek te vertonen die op korte tijd uitgroeide tot een fluorescerende groene lengtestreep. Toevallige bezoekers dachten dat ik met een nest jonge neons zat; het verschil is inderdaad nauwelijks te merken. De honderdvijftig jongen groeiden verder voorspoedig op en er vielen geen slachtoffers. Het was een boeiend gezicht de hele bende, nauw aansluitend, onophoudelijk door de bak te zien dartelen.

Hun bruin, vijf centimeter lang lijfje, met lichtende lengtestreep, rode staartwortel en rode geelomrande rug- en aarsvinnen is werkelijk opmerkelijk. Toegegeven dat het rood bij de vrouwtjes iets fletser is, maar daarvoor mogen ze dan iets dikker zijn. De Chineesjes zijn zeer vreedzame beestjes, die elkaar geen vin kwaad doen. De mannetjes kunnen minuten lang, trillend tegen elkaar op pronken met krampachtig gespreide vinnen, zonder dat er enige beschadiging optreedt.

Je houdt de Chinese danio’s best in een schooltje van minimum zes stuks. Ze eten ongeveer alles dat niet te groot is en een temperatuur van 20°C volstaat ruimschoots. Vergeet ook niet dat ze een regelmatige, gedeeltelijke waterverversing bijzonder weten te waarderen. De Tanichthys albonubes verdraagt gemakkelijk temperaturen tot 10°C. Sommige liefhebbers houden ze dan ook tijdens de zomer buiten in een vijvertje of in een ton, waar ze zelfs vlot voor nakweek zorgen.

Het is niet te begrijpen dat dit schitterende visje, met niets dan kwaliteiten, tegenwoordig zo weinig bijval kent.

Aan de prijs kan het niet liggen: je kunt ze vlot aanschaffen voor minder dan 1€. In 1945 boden Leuvense aquariumliefhebbers ze nog te koop aan tegen 60 BEF. Voor dat geld had je toen tien zakjes friet met mayonaise.

In die prijsverhouding zouden de Chinese danio’s thans zeker beter verkopen.

Jacques Koopmans,
De Siervis Leuven