De groene hel

Afdrukken
Als je als ik een dagje ouder wordt, besef je maar pas dat je leven voor een groot stuk opgebouwd is uit leefpatronen en gewoontehandelingen die je feilloos laten functioneren zonder dat je er hoeft bij na te denken.

Ook ik heb zo mijn tickjes en één daarvan is dat ik steevast 's zondags om 9 uur mijn aquarium kuis. "Waarom 's zondags?" zal je vragen en "waarom om 9 uur?". Ik zou het voor den duvel niet weten, maar feit is dat ik om 9 uur stipt met mijn hevel klaarsta om het voor de hand liggende bodemvuil weg te hevelen samen met zo een slordige 20 liter aquariumwater (dat ik tussen haakjes gebruik om er mijn kamerplanten mee te begieten). Daarna snij ik - met een mesje uiteraard - al te welig tierende plantenkoppen weg, ga eens over mijn voorruit aan den binnenkant, vul water bij en ga nog eens over mijn voorruit maar nu aan den buitenkant. Dan geef ik mijn smakkers hun zondags hors d'oeuvre bestaande uit "vers de vase" congélé à la façon du chef, tubifex dilloise of daphnia nature en geniet uiteindelijk van een eerste welverdiende rustpauze.

Eerlijkheidshalve dient gezegd dat ik dat alles 's zondags om 9 uur doe omdat mijn ega dan nog een dutje doet en zij met haar arendsblik de natte slierten en spetters niet kan zien die ik bij mijn matinale bezigheden achterlaat. Ik verkneukel mij er altijd over terwijl ik in mijn zetel zit en confortabel naar mijn visjes kijk dat straks, tegen dat ze uit haar tram komt, alles netjes is opgedroogd en zij daarover al zeker niet kan zagen.

Van dit vast patroon wijk ik enkel af als ik 's zondags een houten kop heb, wat mij gelukkiglijk niet dikwijls overkomt, of als ik met verlof ga. Mede door de stijgende inflatie, de bezuinigingsdrift van de regering en het karige verlofgeld dat mij ambtshalve wordt toegekend geraak ik nooit verder dan het prachtige Hageland, waar ik mij bij een fruitig wijntje uit de streek, laat wegglijden in een rustgevende rust. Maar zelfs gedurende het verlof rust op mijn brede schouders de plicht te zorgen voor de Griekse schildpad, de Koreaanse eekhoorntjes, de Mexicaanse leguaan, mijn Maleise schutters en last but not least mijn andere vissen van alle windstreken. Om de drie, vier dagen moet ik dan ook rap even naar huis om heel dat stel te voeden en te laven. Van waterverversing komt er in die periode hoegenaamd niets in huis en of mijn voorruit al dan niet bealgd is kan me op dat moment geen moer schelen want per slot van rekening ben ik met verlof.

Achter mijn vierde of vijfde trip naar huis begon het mij op te vallen dat het stukje open water in mijn bak als maar kleiner werd en dat bij een vlugge voederbeurt de vissen steeds korter bij elkaar kwamen te liggen. De dreigende rimboe rondom hen begon hen steeds meer en meer te omsluiten, maar ja ik had geen tijd en geen zin om als een maffe chirurg dat groene geweld te lijf te gaan.

Toen mijn verlofperiode afgelopen was en ik definitief terug opdook op mijn vast adres zaten mijn Scalares met opgetrokken aarsvin en ingetrokken rugvin weggedrumd in een duister holletje, gevormd door een naargeestig kluwen Ambullia "fluitans". Het enige dat de arme stakkers nog konden bewegen waren hun lippen en zij prevelden voortdurend "Verlos ons, Heer". Mijn Labeo bicolor moest zelfs zijn baarddraden intrekken om zich nog tussen de diverse plantenmassas door te wurmen en mijn kuisertjes leken wel op de ruit gelijmd, zo roerloos als ze daar noodgedwongen zaten. Zelfs mijn kersevlekchicliden, die toch hete donders zijn, konden net als de twee koningskinderen uit het sprookje, door het dichte bladerwerk bij mekaar niet komen en bleven dan ook kinderloos.

Toen ik dat schrijnend leed zag bloedde mijn vaderhart en verwoed hakte ik in het dichte struikgewas enkele vluchtwegen waarlangs de gedeprimeerde gevangenen uit hun netelige posities konden ontsnappen.

Nu ik de eerste schok heb doorstaan en het trauma daarvan heb verwerkt, nu mijn Scalares zich weer in hun volle lengte kunnen uitstrekken, mijn Labeo weer met wapperende baarddraden rondhuppelt, mijn Ottocinclusjes weer dartel langs de voorruit wegglijden en mijn kersevlekchicliden zich in hun halve cocosnoot weer overgeven aan hun liederlijke spelletjes van weleer domineert één vraag mijn bestaan: "waar kwam ineens die malle plantengroei vandaan?"

Na alle factoren te hebben gewikt en gewogen kan ik het alleen maar wijten aan het achterwege laten van de wekelijkse waterverversing, gepaard gaande met afheveling van het voor de hand liggende bodemvuil en als dat werkelijk zo is, dan vraag ik mij af waarom ik verdomme al jaren rondzeul met emmers water, diverse vloerbedekkingen heb verneukt, ettelijke malen mijn wervelkolom onnodig heb belast en ettelijke echtelijke stormen aan mij heb laten voorbijgaan voor dat steeds wederkerende, weerzinwekkende waterverversen. In mijn bak ga ik dat van nu af aan alleszins tot een minimum beperken en in de toekomst zal ook ik om 9 uur 's zondagsmorgens nog een dutje doen en boosaardig glimlachend denken aan al die sukkels die als echte dwangarbeiders, week in week uit met "vers" water sleuren om hun bak in stand te houden. Trouwens over dat "vers" water moeten wij het bij gelegenheid nog eens hebben. Maar ja – iedereen zingt zoals hij gebekt is en ik zeg altijd "beter een goed aquarium in de huiskamer dan tien gulden regels in een encyclopedie, want zoals je bak thuis tiert, tiert hij nergens".

Nieuwrode, 10 augustus 1985

Karel Fondu

De Siervis Leuven

N.v.d.r.: Ik vond het wel nodig de datum waarop dit artikeltje geschreven werd te vermelden. Niet omdat Karel nu geen vissen meer heeft, of omdat hij nu niet meer zo vlot te pen zou zijn (het tegendeel is immers reeds voldoende bewezen). Neen, de reden van de datum is dat Karel tegenwoordig zijn verlof niet meer in het Hageland doorbrengt maar ter plaatse op zoek gaat naar de Griekse schildpad, de Koreaanse eekhoorntjes, de Mexicaanse leguaan en de Maleise schutters. Niettegenstaande dat, denk ik dat een fruitig Hagelands wijntje er toch nog altijd in kan.

Roger