Slakken, een vloek of een zegen

Afdrukken

In ieder aquarium krijg je vroeg of laat te maken met slakken. Tegen dat je ze goed en wel opmerkt, zijn ze meestal al met velen en voor je het weet heb je een heel leger op je dak. Of dit een leger des heils of een doodsescader wordt, hangt af van welbepaalde factoren. Als je wil, gaan we eens na hoe het komt dat slakken soms kunnen uitgroeien tot een pest.

De eerste belangrijke vaststelling die we kunnen maken is dat we de soort slakken, die in ons aquarium opduiken, gewoonlijk niet zelf kiezen.

Vroeger, toen we er nog met ons schepnetje op uit trokken, om zelf voedsel voor onze visjes te vangen, was het haast niet uit te sluiten dat je, samen met het voer, ook miniscule slakkenlarfjes mee naar huis bracht, die onopgemerkt in je bak terecht kwamen en er zich wonderwel altijd aan de omstandigheden aanpasten. Spijtig genoeg bleek dat deze wildvangslakken vaak tussengastheer waren voor larven van zuigwormen, die zich in een latere fase van hun ontwikkeling aan onze vissen vergrepen. Vermits we ons nu noodgedwongen beperken tot hoogstaand droogvoer en diepvriesmaaltijden, behoort die vorm van infiltratie denkelijk tot het verleden.

Nu komen slakken vooral mee met nieuw gekochte, of nog beter, gekregen planten. Ze kunnen er al lijfelijk in aanwezig zijn maar ze kunnen ook onder de vorm van een klein, onschuldig eitje hun weg naar je aquarium vinden. Vroeger was het dan ook gebruikelijk om "nieuwe" planten profylactisch gedurende vijf of tien minuten in een aluinbadje (één afgestreken theelepel aluin, opgelost in een emmer water) te dompelen. Aluin werd door de minder handige barbier kwistig gebruikt als bloedstelpend middel en ook in de geneeskunde werden zijn ontsmettende eigenschappen ten volle benut. De aquariaan, die altijd al gelooft in de magische kracht van potjes en flesjes, dacht met dit badje twee belangrijke vliegen in één klap te slaan. Aluin zou niet aleen het overbrengen van slakken onmogelijk maken, maar ook algen konden, dank zij dit uitmuntend product, voortaan niet meer van de ene naar de andere bak worden uitgezaaid. Ondertussen is aluin zowel uit het kappersmilieu als uit de aqaristiek verdwenen. De slakken en de algen zijn evenwel gebleven.

De slakken, die we nu in onze bakken vinden zijn al talloze jaren in onze aquaria ingeburgerd en zijn er ook niet meer uit weg te denken. Hun positieve kant is dat ze, buiten algen, ook overblijfselen van afgestorven plantendelen, niet gegeten voer en kadavers van dode vissen opruimen. Zij worden pas aanzien als een pest, als ze, door het aanvreten van bladeren en stengels, onze dierbare planten ten gronde richten. Boze tongen beweren dat ze bovendien ziektes verspreiden en jonge visjes verslinden, wat hun reputatie ook niet ten goede komt.

Natuurlijk kan je, als hun aantal effenaf storend wordt, er voor zorgen dat, door spaarzamer en gerichter te voederen, er minder etensresten overblijven. Je kan ook, door zoveel mogelijk exemplaren weg te vangen, hun populatie drastisch verminderen.

In zijn artikel in Datz van september 2002 pleegde Thomas Titz een interessant artikel over slakken, waarin hij het gedrag van enkele soorten ontleedt.

 

Hieruit blijkt dat de 3cm metende posthoornslak (Planorbis corneus) van bij ons, met haar ronde, rechtsgewonden rood- donkerbruin huisje, één van de mooiste slakken is. Omdat zij verzot is op algen, is ze uitermate geschikt om planten, kienhout en stenen algenvrij te houden. Groene algen genieten wel haar voorkeur. Bij het afraspen van de planten gaat ze uiterst behoedzaam te werk, om de gezonde planten niet te beschadigen. Naast groene algen zou de posthoornslak ook blauwe algen afgrazen. Bij oude planten, waarvan de bladstructuur al verstoord was, merkte de auteur wel slakkenvraat op. Daarom raadt hij aan om enkel een klein aantal jonge exemplaren te houden. Een te grote populatie van volwassen dieren zal bij gebrek aan algen de planten aanspreken om haar honger te stillen. Ook bij een kweekje kunnen deze slakjes nuttig zijn omdat ze alle voedselresten opruimen Dat ze ook uitwerpselen van de vissen zouden opeten is maar een fabeltje. Zet ook nooit slakken in een bakje waar nog visseneitjes inzitten, want die gaan ze onmiddellijk oppeuzelen. Aan visjes, die al enkele dagen oud zijn en vrij zwemmen gaan ze zich niet vergrijpen.

 

De 2cm groot wordende torentjesslak (Melanoides tuberculata) is levendbarend en heeft een spits, rechtsgewonden huisje. Vermits ze uit tropisch Azië stamt stelt ze prijs op een temperatuur boven 20 °C. Zakt de temperatuur onder deze waarde, dan sterft het diertje af. Dit mini-graafmachientje, dat overdag de bodemgrond doorwoelt op zoek naar voedsel- en plantenresten, is al sinds 1933 bij de aquariaan ingeburgerd. Ze wordt ook wel eens spottend "de regenworm van het aquarium" genoemd. Door haar kleinschalige graafwerken, verhindert ze dat de bodem dichtslibt en zorgt er zo voor dat er geen verrottingshaarden kunnen ontstaan. Je zou kunnen denken dat zij, door haar intens graven in de bodem en het naar boven woelen van leem of klei, het water vertroebelt. Dit gebeurt evenwel niet.

Stallknecht beweerde in 1997 dat deze slakjes, door het overmatig produceren van dunne, ietwat modderige uitwerpselen, op lange termijn een negatieve invloed op de bodemstructuur hebben. Th. Titz spreekt dit formeel tegen. Hij stelt integendeel vast dat in zijn aquaria, waarin torentjesslakken voorkomen, de wortels van de planten goed ontwikkeld en bleek van kleur zijn, wat duidt op een voorspoedige groei. Volgens H. R. Axelrod zijn de uitwerpselen van deze slakjes uiterst fijn verdeeld en reeds gedeeltelijk afgebroken, waardoor er stoffen vrijkomen, die door de planten rechtstreeks kunnen geabsorbeerd worden. De Melanoides tuberculata is trouwens ook een goede graadmeter voor de gezondheid van je bodem. Normaal hangen deze slakjes 's nachts met honderden aan de voorruit. Als ze echter overdag de bodem massaal verlaten, mag je er zeker van zijn dat er zich daar ergens rottingsprocessen afspelen, waarbij het dodelijke moerasgas vrijkomt, dat funest is voor alle aquariumbewoners.

Aquariumplanten laten ze met rust. De auteur staaft deze bewering door het feit dat in één van zijn aquariums, waarin al twee jaar geen vissen meer zitten en waarin dus uiteraard niet gevoederd wordt, de Melanoides tuberculata en de planten in volstrekte harmonie samenleven.

 

Nog een soort die vaak in het aquarium voorkomt, zonder dat we ze opmerken, is de Physa acuta of blaashoornslak. Het is één van de zeldzame soorten met een huis dat linksgewonden is. Er bestaat ook een witte variëteit van. Physa fortunalis komt vrij veel voor in West Europa. De kleur is geelgroen met zwarte puntjes. Naast afgevallen bladeren en dierlijk voedsel eet ze ook eieren van andere slakken. Zij zou zelfs de vetlaag verorberen, die zich soms aan het wateroppervlak vormt.

 

De reus onder de aquatiele slakken is de Ampullaria of appelslak. De Latijnse naam betekent zoveel als "buikig vat". Tot dit geslacht behoren de Ampullaria, de Marisa, de Pomacea en de Pila. Hun enorme, rechtsgewonden bolvormig huis, dat voorzien is van een deksel, kan geel, bruin of gestreept zijn. Deze slakken, die in grootte variëren van een pingpongballetje tot een tennisbal of zelfs een mannenvuist (Ampullaria gigas), komen niet toevallig in een aquarium terecht. Ze worden echt gehouden om hun sierwaarde.

Het grote probleem met appelslakken is, dat eens de algen verdwenen zijn, ze met evenveel smaak de waterplanten afvreten. Daarom is het beter deze reuzen onder de slakken in een afzonderlijke bak te houden. Als studieobject zijn ze trouwens interessant. In Ecuador heb ik ze op plaatselijke marktjes gezien. Ze lagen er te midden van bosjes geneeskundige kruiden en bokalen bloederig sap van de drakenbloedboom. Het oude vrouwtje, dat ze te koop aanbood, beweerde met klem dat het eten ervan helend werkte bij aandoeningen van de luchtwegen en dat ze bovendien nog lekker smaakten ook. Omdat ze uit tropisch Zuid-Amerika stammen, houden ze natuurlijk van warmte. Wanneer de watertemperatuur zakt tot 20°C worden hun gedragingen traag en kruipen ze in de bodemgrond. Zakt de temperatuur nog verder weg, dan sterven ze. Indien dit ongemerkt in je aquarium gebeurt en de ter ziele gegane slak gaat tot ontbinding over, vrees ik het ergste voor je vissen. Er komt niet alleen een rottingsproces van jewelste op gang, dat in een mum van tijd je water vergiftigt, maar er komt ook een stank vrij die je zelfs met de beste Air-Wick-dennengeur niet kunt wegwerken. Indien je dus deze slakken in je gezelschapsbak zitten hebt, controleer dan dagelijks of ze nog tot de levenden behoren.

Je kan ze geblancheerde slablaadjes, spirulina of tabletten voor bodembewoners voederen, maar ze eten ook droogvoer en vlees. De Ampullaria cuprina eet naast organisch afval ook tubifex. Zorg er ook voor dat je dekruiten goed sluiten, want ze hebben zowel kieuwen als longen en kunnen dus gemakkelijk uit je bak kruipen. Daarenboven beschikken ze over een 3 tot 5cm lange adembuis, die ze als een snorkel boven het wateroppervlak kunnen uitsteken. Ze zetten, even boven het wateroppervlak, een roze eipakket van 5 à 20cm af, dat er uitziet als een druiventros. Al naargelang de temperatuur komen de jongen na 2 tot 6 weken uit.

 

Zo zie je maar, dat ook de vaak verguisde slakken interessante creaturen kunnen zijn en dat ook zij in de aquaristiek, zij het dan geluidloos, hun woordje meespreken.

 

Karel Fondu,

De Siervis Leuven