Pijlgifkikkers van Costa Rica

Afdrukken
Pijlgifkikkers van Costa Rica
 
Bij de voorbereidingen van onze tropische reis die we in 2009 zouden maken staken 2 bestemmingen boven alle andere uit: onze voorkeur ging uit naar Madagaskar maar Costa Rica was ook een gewilde bestemming.
Madagaskar trok ons natuurlijk enorm aan met zijn wel zeer speciale endemische diersoorten. Als liefhebbers van kameleons en daggecko’s zouden we het er zeker naar onze zin hebben, om van een ontmoeting met lemuren maar te zwijgen…
En dan braken er in Antananarivo rellen uit. Een telefoontje naar Buitenlandse Zaken leerde ons dat reizen naar deze bestemming ten stelligste afgeraden werd.
Costa Rica stond als andere bestemming op ons verlanglijstje, maar we wisten dat het er tijdens de zomermaanden zeer veel regende. Navraag leerde ons dat er tijdens het regenseizoen wel wat meer neerslag viel, maar dat het eigenlijk het ganse jaar een “natte” bestemming was, vooral omdat we naar gebieden wilden die begroeid waren met nevel- en regenwoud. Een lokale gids verklaarde het ons als volgt: “In Costa Rica, we have two seasons, the wet season and the very wet season.” En gelijk heeft hij!
De reisroute werd uitgestippeld en de nodige reservaties voor vliegtuig, hotels en terreinwagen werden gemaakt. Er werd wat opzoekingwerk gedaan rond de verschillende diersoorten die we er zouden aantreffen. Uiteraard hadden we veel hoop om de lokale pijlgifkikkers te ontdekken, … maar deze diertjes in het echt zien zou waarschijnlijk wel moeilijk zijn. 
  In Costa Rica komen een aantal soorten pijlgifkikkers voor: de Dendrobates granuliferus, de Phyllobates lugubris een aantal Colostethus soorten en de 3 bekendste soorten: de Dendrobates auratus, de Dendrobates pumilio en de Phyllobates vittatus. Hieronder volgt een korte beschrijving van deze soorten.
 
Dendrobates auratus of gouden pijlgifkikker
De meeste exemplaren hebben een wat gouden glans over het hele lichaam. Hoewel sommige populaties eerder blauw met zwart gestreept zijn, zijn de meesten zwart met groen gekleurd.
De tekening kan zelfs geel of groen gestipt of gestreept zijn, afhankelijk van de locatie waar de kikker leeft. Deze soort leeft in zuidelijk Nicaragua, Costa Rica, Panama en Colombia. Zoals de meeste pijlgifkikkers is ook deze soort dagactief en het voedsel bestaat uit kleine insecten, zoals mieren en luizen maar ook teken en mijten. De maximale lichaamslengte is ongeveer 5 centimeter.
De gouden pijlgifkikker is een typische oerwoudbewoner die in extreem vochtige en warme omgevingen leeft, met veel bemoste takken en een voedselrijke strooisellaag. Deze strooisellaag bevindt zich niet alleen op de bodem, maar ook op brede takken van grote bomen. Het gif van deze kikker is niet zo sterk dat het een mens kan doden, maar vooral in de natuur aangetroffen dieren kunnen behoorlijke irriterende reacties opwekken. Meestal verliest het kikkertje het meeste gif als hij in gevangenschap wordt gehouden, omdat een belangrijk deel van het gif in de prooidieren zit die in de natuur gegeten worden.
De mannetjes blijven kleiner dan de vrouwtjes en maken geen gillende maar eerder zoemende of grommende geluiden. De eitjes worden gelegd in bladoksels en bromelia's en ook in wat diepere en grotere plassen. Als ze uitkomen brengt de man de larfjes naar het water, meestal in een aantal keer. De larven eten insecten omdat ze kannibalistisch zijn eten ze ook elkaar.
 
Dendrobates pumilio of aardbeikikker
De aardbeikikker is meestal makkelijk te herkennen aan de rode voorzijde die ongeveer twee derde uitmaakt en de donkerblauwe achterzijde. Ook is de lengte niet groter dan 3 centimeter en daar is de wetenschappelijke soortnaam aan te danken, want pumilus betekent dwerg. Lang niet alle exemplaren hebben echter de roodblauwe kleurencombinatie; geheel blauwe, gele en groene kleuren komen ook voor, soms in combinatie met zwarte vlekken of strepen. Ook zijn er andere soorten die sterk verward kunnen worden met de aardbeikikker, waardoor determinatie met het blote oog niet altijd mogelijk is. Over sommige ondersoorten bestaat dan ook enige discussie.
Uit onderzoek werd duidelijk dat de kleur van de aardbeikikker niet alleen is ter afschrikking van predatoren, maar dat vrouwtjes ook een voorkeur hebben voor feller gekleurde mannetjes.
Dit is zodanig, dat er zelfs seksueel dimorfisme door kan ontstaan in een populatie. 
Het voedsel bestaat uit kleine diertjes zoals mieren, kevertjes, luizen en mijten. Het gif dat in de prooien zit wordt door de kikkers 'hergebruikt', en naar de huid getransporteerd waar ze het voor de eigen verdediging gebruiken. De aardbeikikker komt voor in de regenwouden van Nicaragua, Costa Rica en Panama en de meeste eilanden voor de kust. Het biotoop bestaat uit dichtbegroeide regenwouden waar het erg warm en vochtig is.
De aardbeikikker kent een speciale vorm van broedzorg. Nadat een koppeltje elkaar na een kort paringsritueel gevonden heeft, wordt er naar ei-afzetplaatsen gezocht, waarna er eitjes worden gelegd op een tak tussen de bladeren of het mos. Wanneer de eieren zijn gelegd, begint de broedzorg. Eerst neemt het mannetje die taak op zich. Hij zorgt ervoor, dat de eieren totdat ze uitkomen niet uitdrogen door ze regelmatig te bezoeken en te bevochtigen.
Eenmaal uitgekomen is de beurt aan het vrouwtje. Zij vervoert iedere larve naar een eigen poeltje. Dit kan een bladoksel van een Bromelia, Heliconia of andere plant zijn, maar ook andere poeltjes zijn geschikt. Bij de meeste pijlgifkikkers is het hiermee gedaan voor wat betreft de broedzorg. De pumilio gaat echter een stap verder. Het vrouwtje gaat regelmatig bij
al haar poeltjes langs en deponeert dan enkele onbevruchte eitjes. Deze eitjes dienen als voedsel voor de zich ontwikkelende larve. Op dit dieet groeien de larven snel, waarna de metamorfose volgt en moeders taak erop zit.
 
Phyllobates vittatus of gestreepte pijlgifkikker
De mannetjes van deze pijlgifkikker worden maximaal 3cm groot. Het vrouwtje heeft een maximale afmeting van 3,5cm. De rug en de flanken van het kikkertje zijn zwart met daartussen een brede roodoranje of oranje streep vanaf de onderrug tot over het hoofd,
boven de ogen naar de punt van de neus. Vanaf het oog loopt via de wang tot de voorpoten een lichter gekleurde oranje streep. Ook de borst van het kikkertje is zwart. De voorpoten, achterpoten en buik zijn groen-zwart gevlekt.
De gestreepte pijlgifkikker lijkt qua uiterlijk erg veel op Phyllobates lugubris maar komt niet in hetzelfde leefgebied voor. De kikker is endemisch in Costa Rica. Dit betekent dat dit kikkertje alleen in dit land en nergens anders voorkomt. De Phyllobates vittatus is alleen te vinden in het Golfo Dulce district in het zuidwesten van Costa Rica, de iets kleinere Phyllobates lugubris komt voor aan de Caraïbische kust op de grens van Costa Rica en Panama.
Het kikkertje is te vinden op een hoogte van 30 tot 70 meter boven zeeniveau in vochtige, dichtbeboste gebieden. Hij houdt zich voornamelijk op in het bladafval van de bomen en struiken. Zodra het kikkertje wordt benaderd verschuilt het dier zich in nabije holen en spleetjes.
De gestreepte pijlgifkikker is zeer territoriaal. Mocht een indringer zich in zijn territorium ophouden dan waarschuwt hij deze eerst vocaal. Meestal komt het op een vechtpartij uit waarbij de kikkertjes duwen, trekken en slaan. De diertjes zijn het meest actief gedurende de vroege ochtend of late middag. Op deze momenten laten ze zich vaak horen. Ze produceren een hoog vibrerend geluid dat gemiddeld 5 seconden aanhoudt. Het vrouwtje legt tussen de 10 tot 25 eitjes in inkepingen in bladeren en veilige holletjes.
Nadat het vrouwtje de eitjes heeft afgezet worden ze bevrucht door het mannetje. Nadat het vrouwtje de eitjes heeft gelegd verlaat ze het gebied en blijft het mannetje alleen achter om ze te bewaken.
De eitjes komen uit na ongeveer 18 dagen. Het mannetje draagt alle kikkervisjes naar een klein plasje of poeltje in de buurt. Per keer neemt het mannetje tussen de 4 tot 6 kikkervisjes mee. Na ongeveer twee maanden transformeren ze uiteindelijk naar kleine kikkertjes. Tot die tijd voeden de kikkervisjes zich onder andere met in het water rottende plantenresten.
 
Met bovenstaande kennis trokken we het regenwoud in op zoek naar deze prachtige diertjes. Een eerste vindplaats is gelegen in de provincie Heredia, ten noorden van de hoofdstad San José. Voorbij Boca Tapada in de richting van Santa Rita, aan de grens met Nicaragua trekken we door een stuk regenwoud, gelegen aan de oever van de rio San Carlos. Op verschillende plaatsen aan de rand van het woud treffen we kleine groepjes Dendrobates auratus aan. Het gaat hier steeds om de groene vorm met zwarte strepen. Een andere vindplaats is gelegen in de provincie Limon aan de Caraïbische kust. Tussen de kustplaatsjes Puerto Viejo en Manzanillo kan je ze zonder moeite te doen aan de voet van palmbomen aantreffen. Niettegenstaande ze in het terrarium tamelijk schuw zijn kan je ze hier op korte afstand observeren. Een koppeltje had zich zelfs verschanst aan de ingang van onze verblijfplaats. Alleen als je te kort komt om ze te fotograferen gaan ze er vandoor.
De Dendrobates pumilio is moeilijk op te sporen, maar eens je weet hoe je moet zoeken zie je de diertjes overal (nu ja, overal is veel gezegd) in het regenwoud zitten. Een eerste ontmoeting met deze pareltjes hebben we in een woud in de buurt van Boca Tapada. Hier moet je wel moeite doen om je schuivend en wegzakkend door de rode modder een weg te banen tussen de hoge woudreuzen. Eens je de roep van de pumilio herkent vind je ze al snel tussen de wortels en de afgevallen bladeren.
Wie niet zoveel moeite wil doen kan in de buurt van La Fortuna een bezoek brengen aan het Ecocenter Danaus. Hier kan je de kleine kikkertjes in de buurt van het kleine meertje vinden.
We hebben in elk geval 2 soorten opgemerkt: kikkertjes met een beetje blauw aan de achterpoten, waarschijnlijk Dendrobates granuliferus en kikkertjes met volledig blauwe pootjes, de Dendrobates pumilio die door de lokale bevolking als “blue jeans frog” aangeduid worden.
De Phyllobates vittatus hebben we nergens gezien, maar dat is ook te begrijpen. Ze komen alleen aan de Pacifische kust voor in het gebied van Golfo Dulce. Door tijdsgebrek hebben we aan deze kust alleen het Parque National Manuel Antonio in Quepos aan de Golfo de Nicoya bezocht. Een zoektocht naar deze schuwe soort in het Parque National Corcovado had ons zeker 5 dagen extra tijd gekost… Dat zal dus iets voor een volgend bezoek zijn.
 
Uiteraard hebben we niet alleen pijlgifkikkers gezien in Costa Rica. Vele soorten padden en boomkikkers hebben onze route gekruist: de mooiste was in elk geval de groene boomkikker Agalychnis callidryas. En uiteraard waren er alle andere dieren: verschillende soorten anolissen, basilisken, slangen, prachtige vogels met als uitschieters de piepkleine kolibries, de rode ara’s en statige toekans, brulapen, kapucijnaapjes, luiaards, coati’s en nog zoveel meer.
 
Wie oog heeft voor de natuur en de tijd neemt om rond te kijken en te observeren zal in Costa Rica een waar paradijs ontdekken. En de regen, de natte en modderige kleren, de slechte weg en de moeite om soms met de terreinwagen de weg te vinden neem je er dan graag bij.
 
Roger Veltens,
De Siervis Leuven