wie is online

We hebben 15 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Ervaringen met Nanochromis parilus

Afdrukken E-mail

Nanochromis parilus is een schitterende dwergcichlide die voorkomt in de onderste Kongo-rivier in de buurt van Wombe en Inga in Congo. Hij houdt zich daar vooral op in de kleinere zijarmen, of de meer rustige gebieden van de rivier. Veel gegevens over de plaatselijke waterwaarden zijn er, helaas, in de literatuur niet vermeld. Het enige wat ik kon terugvinden is dat het om zeer zuurstofrijk water gaat met een zuurtegraad van ca. 8 pH.

Nanochromis parilus is een langgerekte slanke vis, overgoten met pasteltinten. De grondkleur is beige tot lichtbruin en op het kieuwdeksel, de borst en de schouder bevindt zich een licht blauwgroen iriserende vlek. In fel kontrast daarmee staat de lichtroze kleur van de buik. Zowel de bovenste begrenzing van de rugvin als van de staart zijn fel wit gekleurd en afgezoomd met een zwart lijntje. Zeer typisch voor deze soort is de asymmetrische staarttekening. De bovenste helft van de staart vertoont een horizontaal strepenpatroon dat in het achterste deel van de rugvin kan doorlopen. De onderste helft daarentegen is meestal zonder tekening en violet getint.

Sommige liefhebbers herkennen waarschijnlijk in de bovenstaande beschrijving een visje dat, als het al in de handel wordt aangeboden, getekend staat als Nanochromis nudiceps. Tientallen jaren heeft deze naamverwarring geduurd en pas bij de beschrijving van Nanochromis parilus door Robert en Stewart in1976 werd orde op zaken gesteld. Helaas duurt het dan nog een hele tijd alvorens deze informatie van bij de wetenschap tot bij de liefhebberij raakt. Alhoewel beide soorten op elkaar lijken is het onderscheid toch gemakkelijk te maken. Hierbij is de staarttekening van wezenlijk belang. Bij Nanochromis nudiceps is er geen asymmetrische staarttekening. Bij deze vis is de staart bezaaid met kleine puntjes welke verticale strepen vormen. Hetzelfde patroon vindt men ook terug in het achterste deel van de rugvin. Eveneens ontbreekt bij Nanochromis nudiceps, die in 1899 door Boulenger werd beschreven, de wit-zwarte zoom in zowel de rug-als staartvin. De naamverwarring laaide echter weer op bij het verschijnen van een (ogelijke) kleurvariant van Nanochromis parilus. Bij deze kleurvariant is de onderste staartlob niet doorschijnend kleurloos maar vertoond een verticale punttekening. De grondkleur is dan rood-violet waarop blauwe puntjes verticale strepen vormen. Dezelfde tekening en kleur vindt men bij deze dieren ook terug in de aarsvin. Tevens vormen de schubben een duidelijke nettekening. Heel raar is dat deze afwijkende kleur en tekening enkel bij mannetjes voorkomen.

Bij het zien van deze vis dacht de aquaristische wereld de echte, zeer zeldzame Nanochromis nudiceps voor zich te hebben. Maar ook deze stellingname hield niet lang stand toen bleek dat in de nakweek van kleurzuivere Nanochromis parilus ook af en toe kleurafwijkende mannetjes voorkwamen. Volgens Robert en Stewart komen niet alleen in het aquarium maar ook in de natuur deze twee verschillende vormen door elkaar voor. En dit zou best wel eens kunnen want ik haalde mijn N. parilus uit een zending wildvangdieren, waarbij beide kleurvormen door mekaar zwommen. Zoals reeds eerder vermeld is dit enkel bij de mannetjes waar te nemen, en hoelang ik ook naar de vissen keek, geen enkele afwijkende kleuring kon bij de vrouwtjes worden opgemerkt.

De zes dieren die ik meenam, werden ondergebracht in een bak van anderhalve meter lengte, waar zij rustig terug op krachten konden komen van de lange reis. De bak was ingericht met een partij lavasteen en al snel had elk dier zo zijn eigen plek. Omdat ik het sterke vermoeden had, dat de dieren met flagelaten waren besmet werden ze preventief behandeld. Desondanks aten de vissen goed en namen ze zowel diepvries als levend voer gretig aan. Ze herstelden dan ook snel en groeiden uit tot prachtige dieren. De mannetjes bereikten een lengte van 8 tot 9 centimeter terwijl de vrouwtjes iets kleiner bleven. De geslachten zijn bij volwassen dieren gemakkelijk te onderscheiden. Vooreerst is er het lengteverschil, maar ook is het mannetje een eerder slanke vis in vergelijking met zijn eega, welke in goede conditie een zeer sterk geronde buikpartij vertoont. Helemaal zeker is men wanneer het vrouwtje kuit aanzet en paarwillig is, want dan verschijnt een ongeveer 2 millimeter lange legbuis die meerdere dagen zelfs weken voor de paring reeds kan zichtbaar zijn.

Na enkele weken had één paartje duidelijk wat meer interesse voor elkaar dan voor de andere dieren. Het koppeltje had zich wat afgezonderd in de bak en mevrouw had onder één bepaalde lavasteen zowat al het zand weggegraven, zodanig dat een holletje ontstond. Het mannetje was gedurende deze periode zeer agressief ten opzichte van de andere soortgenoten die nog in de bak rondzwommen.

Met de bedoeling foto’s te kunnen maken en de dieren wat privacy te gunnen werden de twee vissen ondergebracht in een andere bak van ± 150 liter waarin zes Aphyosemion bivittattum zwommen. Dit aquarium was ingericht met veel kienhout waarop een tapijt van javavaren groeide. Verder waren er nog schuilplaatsen gemaakt in de vorm van opeengestapelde stenen, halve kokosnoten en een klein bloempotje. Het bloempotje was helemaal onder het zand ingegraven en alleen het gaatje in de bodem was nog zichtbaar. Het was ook dit potje dat duidelijk de voorkeur van het koppeltje Nanochromis parilus kreeg. Toen ik, enkele dagen later, van het werk thuiskwam waren zowel het mannetje als het vrouwtje drukdoend het potje uit te graven. Ook de volgende dag gingen ze hiermee verder en ik dacht dan ook dat er snel eitjes zouden afgezet worden. Maar plots leek alles stil te vallen, er werd niet meer gebaltst noch gegraven. Dagenlang bleef het rustig in het aquarium. Water werd ververst, de temperatuur wat opgedreven, water verzacht, … kortom alles werd geprobeerd maar niets kon de liefdesperikelen weer aanwakkeren. Pas na een tweetal weken toen de eerste symptomen van een flagelateninfectie opnieuw opdoken werd mij duidelijk waarom. Uiteraard werden de dieren onmiddellijk behandeld, en hoewel ik het zeker niet verwachtte, werden twee dagen later eitjes afgezet tegen het plafond van het door het bloempotje gevormde hol. Ondanks het medicijn dat zich nog in het water bevond ontwikkelde de eitjes zich normaal en na ruim twee dagen verschenen de eerste larfjes. Het was tot nu toe enkel en alleen het vrouwtje die het broed verzorgde. Het mannetje daarentegen hield zich wel op in de buurt van het nest, maar kwam nooit in de nestholte zelf. Hij verdedigde heel de nabije omgeving en een kon soms zeer agressief uitvallen naar een tekort genaderde Aphyosemion. Blijkbaar deerde dit de killies niet, want ook zij zorgden in hetzelfde aquarium tussen het talrijke drijfgroen, voor nakomelingen.

Dit scenario duurde ongeveer een week, totdat het vrouwtje met een honderdtal nieuwsgierige jongen het hol verliet. Vanaf dit moment nam ook het mannetje aan de broedzorg deel. Eén van beide ouders begeleidde de jongen door de bak terwijl de andere partner zeer opmerkzaam de killies in de gaten hield.

De jongen namen vanaf de eerste dag Artemia-naupliën, en zoals dat bij de meeste West-Afrikaanse dwergcichliden het geval is groeiden ook deze vissen behoorlijk snel. Wel is het een noodzaak om zowel tijdens de kweek als bij het opgroeien van de jongen voor een goede waterkwaliteit te zorgen. Als waterwaarden noteerde ik op de kweekfiche, een carbonaathardheid van 4 DH, een gezamenlijke hardheid van 10 DH en een pH die schommelde tussen 7 en 7,5 bij een temperatuur van rond de 26°C.

Alhoewel deze kweek zonder al te veel problemen verliep, moet men toch bij het houden van deze vissen met een aantal dingen rekening houden. Vooreerst moet men ondanks de geringe grootte van Nanochromis parilus, de dieren een ruim aquarium geven waarin veel schuilplaatsen zijn voorzien. Mannetjes van deze soort zijn in het algemeen echte eenzaten en alleen een paarwillig vrouwtje kan daar verandering in brengen. Het spreekt voor zich dat een te kleine bak of een gebrek aan schuilmogelijkheden voor het vrouwtje dodelijke gevolgen kan hebben. Vaak is het echter zo dat een koppeltje Nanochromis parilus echt bij mekaar moet passen, wat niet zo evident is. Lukraak bij elkaar geplaatste dieren kunnen onderling behoorlijk agressief zijn. Zelfs indien men een koppeltje heeft dat reeds langere tijd in harmonie samenleeft en zelfs al jongen heeft gehad is voorzichtigheid geboden. Want komt het, door een slechte waterkwaliteit, stress of wat dan ook tot een slecht ontwikkelen van het legsel, dan zal het vrouwtje de eitjes meestal opeten. In de regel heeft het mannetje daar geen begrip voor en kan dat soms tot zware geschillen leiden.

Kortom geef deze dieren een ruim, verantwoord ingericht aquarium en je krijgt schitterende vissen met een zeer interessant sociaal gedrag te zien.

Bruno Magis,
De Siervis Leuven