wie is online

We hebben 15 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Dermogenys pusillus

Afdrukken E-mail

Tussen de eilevendbarenden is de Dermogenys pusillus, in meer dan één opzicht, een buitenbeentje. In tegenstelling tot de Poeciliidae, die hun roots in Midden-Amerika hebben, komt dit visje, dat behoort tot de familie van de Hemirhamphidae, uit Zuidoost-Azië. Het bevolkt een enorm gebied, dat zich uitstrekt over Thailand, India, Bangladesh, Myanmar, Borneo, de Soenda Eilanden en het schiereiland Singapore. Het komt zowel in zoet- als in brakwater voor. Meestal leven deze visjes in poelen, beken en matig stromende rivieren. Maar ze bevolken ook rijstvelden en dringen er, waar de omstandigheden dit toelaten, tot onder de paalwoningen van de plaatselijke bevolking door. Jonge exemplaren worden vaak opgemerkt in mangrovegebieden, waar ze, verborgen tussen een wirwar van wortels, een veilig onderkomen vinden.

Ook zijn lichaamsvorm is totaal anders dan die van de Poecillidae. Waar die een vrij hoog en breed profiel vertonen, is de lichaamsvorm van de Dermogenys pusillus langgestrekt en slank. De rugvin is ver naar achter geplaatst, wat zijn snoekachtig uiterlijk nog versterkt. Karakteristiek is natuurlijk zijn bek. Omdat zijn onderkaak verder reikt dan zijn bovenkaak, krijgt zijn bek een snavelachtige allure, wat hem de naam "halfsnavelbekje" heeft opgeleverd. Waar ze leven, stikt het gewoonlijk van muggen en vliegen. Dan komt dat snaveltje goed van pas om insecten te vangen, die op het water neerstrijken. Ook prooien die net boven het wateroppervlak vliegen, worden elegant uit het luchtruim geplukt. Guppen en andere tandkarpertjes, die voor het verdelgen van muggen werden uitgezet, zijn veel minder doeltreffend dan de halfsnavelbek. Zij maken immers alleen maar jacht op de larven, daar waar de Dermogenys zowel de larven als de volwassen insecten aanpakt.

De eerste exemplaren, die voor 1940 werden ingevoerd, hadden een bruinachtige tot blauwgroene grondkleur. Na 1949 kwamen er alleen nog zilverkleurige exemplaren op de markt. De vrouwtjes worden 7 tot 8cm groot. Bij de mannetjes, die iets kleiner blijven, is de basis van de rug- en aarsvin oranjerood. In den beginne zijn ze eerder schrikachtig, maar al vlug komen ze hun angst te boven. Als je hen een niet te hel verlicht aquarium biedt, met een groot wateroppervlak, waarin je bovendien enkele drijfplanten laat drijven, die voor een gezellige sfeer zorgen, zal je kunnen genieten van hun levenslustig gedrag. Bij een temperatuur van 25 tot 28° C overdag en een nachttemperatuur, die gerust mag teruglopen tot 22°C, zijn ze zeer goed te houden. Als je ze koopt, let er dan vooral op dat de onderkaak niet is afgebroken. De afgebroken kaak groeit wel weer aan, maar wordt nooit meer zo mooi als ze oorspronkelijk was. Je kan ze best houden in water met een neutrale pH van 7 en een DH van 9-13°.

De bevruchting gebeurt inwendig en ongeveer 8 weken na de paring worden er 12 tot 20 jongen geboren van 1cm lang. Soms worden jongen ter wereld gebracht, die nog niet voldragen zijn. Dit fenomeen heb ik trouwens ook meermaals bij Guppen kunnen vaststellen. Reeds een maand later kan er opnieuw jongbroed geboren worden, zonder dat er een mannetje aan te pas komt. De jongen eten onmiddellijk kleine prooien en wat het groottrekken nog vergemakkelijkt, is, dat ze ook klein droogvoer, zoals micro-min, gewillig naar binnen werken. Het spreekt vanzelf dat ze verzot zijn op fruitvliegjes en naarmate ze groeien kan je ook kleine krekeltjes en huisvliegen voederen, die je zelf kweekt uit maden, die je in iedere hengelzaak kan vinden. Als ik de halfsnavelbekjes voeder in ons clublokaal en ik beweeg een blokje diepgevroren rode muggenlarven net onder het wateroppervlak zachtjes heen en weer, dan proberen ze er zich gewoon in vast te bijten, om zoveel mogelijk voedsel te bemachtigen. Ze eten tot ze bijna barsten. Met voedsel dat op de bodem valt, hebben ze wel een probleem, want hun snaveltje leent er zich niet toe om het daar gaan op te rapen. Als de jonge visjes, die bij een doeltreffende voeding zeer goed groeien, twee maanden oud zijn, kan je aan de zich vervormende aarsvin, die zich langzaam maar zeker omtovert tot een gonopodium, gemakkelijk de mannetjes herkennen.

Feit is dat deze onvermoeibare jagers hun eigen kroost niet verslinden en zelfs jongen van andere medebewoners niet belagen. Je moet er wel voor zorgen dat je bak goed afgesloten is, want het zijn fantastische springers.

Vroeger werd er aangeraden om regelmatig een royale snuif keukenzout, of beter nog een lepel zeezout, aan het aquariumwater toe te voegen. Dat is af te raden, omdat de ingevoerde exemplaren reeds aangepast zijn aan zoet water. Als je ze in zoet water houdt, kan je er gelijk enkele guppen, plaatjes of zwaarddragers bijzetten en heb je terug het bakje, waar je als puber hardop van droomde. Deze visjes zijn iet of wat in de vergeethoek geraakt, alhoewel ik toch de indruk krijg, dat eilevendbarenden opnieuw aan populariteit winnen. Je zou ze ook in de zomer in een klein buitenvijvertje kunnen zetten, waar ze hun kunsten als muggenvangers ongeremd zouden kunnen demonstreren.

Wist je trouwens dat in Thailand agressieve halfsnavelbekken gekweekt worden, die ze voor grof geld tegen mekaar laten vechten. Zo een wedstrijd is veel gemakkelijker te organiseren dan een gevecht met hanen, honden of buffels. Achteraf valt er ook veel minder op te ruimen. Als er politie binnenvalt zou je misschien instinctief geneigd zijn om de vechtjassen gewoon in je broekzak te steken en je verder van de domme te houden. Maar net omdat ze zo agressief zijn, is het goed mogelijk dat ze ook dan nog bijten naar al wat daar beweegt. Ik wil er dan ook meteen op wijzen, dat die verdwijntruc niet van alle lijfelijk gevaar ontbloot is en je beter kan opteren voor een andere oplossing.

Kom! Nu serieus; ik zet nog rap 100 Bat op diene metaliséë met zijn ezelskaak!

Karel Fondu,
De Siervis Leuven