wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
Van kop tot staart Melanotaenia maccullochi (Ogilby)
Retro
In ons retroartikel brengen we deze maand een bezoek aan Australië, een continent waar men in 1964 niet zomaar naartoe ging. Een continent waar men, op zijn minst gezegd, vreemde ideeën over had. Maar het is uiteraard wel zo dat de Engelsen het vroeger als strafkamp gebruikten.
Ofwel is men een fervent aanhanger van regenboogvissen, ofwel vindt men deze dieren maar niks. Jaak deed hier met dit artikeltje alvast een poging om de tegenstanders van gedacht te doen veranderen.
Roger
Regenboogvis
Australië? Eigenaardig land. Met zoogdieren die eieren leggen, en zoogdieren die vooraan een prulzakje hebben waar ze jongen in stoppen die zó miezerig zijn, dat wij ze gewoon zouden wegwerpen en andere kopen.
En konijnen en myxomatose en schapen en stenentijdperk bewoners en afstammelingen van dwangarbeiders.
Hopen van dat alles.
Maar niet te veel vissen. Een paar soorten slechts, die dan doorgaans nog even naargeestig en ongewoon zijn als de rest van het Australisch dierenrijk (vanuit ons standpunt natuurlijk). Misschien ligt dit wel aan het feit dat er nog slechts bitter weinig opzoekingen in dat verband werden verricht.
Australië schonk ons nochtans toch een visje dat mettertijd evenveel propaganda voor de aquariumliefhebberij maakte als tien Amazonesoorten samen. Een juweeltje van een vis. Een...
De titel van dit verhaaltje verhindert me de climax tot het bedwelmende einde op te drijven, de spanning is er uit. Van in den beginne wist U reeds dat ik het ging hebben over de Melanotaenia macculochi en dat ik U zachtjes naar de Regenboogvis voerde.
En ja, U heeft het juiste antwoord gegeven (U was een heel sympathieke kandidaat): ik bedoel werkelijk ook dé Regenboogvis.
Maar U had toch wel een boemerang verwacht zeker? Melanotaenia betekent: met zwarte streep en macculochi is afgeleid van de Australische ichtyoloog Mac Culloch (over zijn afstamming vermelden de annalen echter niets). Staan we effen of duwt U me soepel dieper de put in?
Put? Kijk, in die put daar zit een regenboogvis. Naar zijn lengte te oordelen (7 cm) is hij volwassen. Het langgerekte spoelvormige lichaam is olijfgroen, de rug iets donkerder dan de buik. Tussen de kieuwen en de aarsvin vervloeit het olijfgroen tot zilver. Een achttal overlangse grillige blauwbruine strepen verhogen het stroomlijneffect. Een fel fluorescerende streep loopt van het oog tot aan de rugvin, de iriserende schubben lichten op bij de minste beweging van het lenige lichaam.
Ter hoogte van de inplanting van de kleurloze borstvinnen wortelt een helrode vlek.
Let nu even op die hoogst originele steenrode, geelomrande rugvin. Ze is netjes in twee delen gescheiden, met een kleine ruimte tussen de twee inplantingen. De staart-, buik- en anaalvin zijn bruinrood.
Het vrouwtje dat er naast ronddartelt is, helaas, weer minder mooi. Mattere kleuren, geen fluorescerende lengtestreep, geen helrode vlek en minder ontwikkelde vinnen die bovendien minder kleur vertonen.
De flink zwemmende regenboogvis is een uiterst vreedzame aquariumbewoner die echter een ruime bak verlangt om volledig tot zijn recht te komen. Hij neemt alle voedsel voor lief en voelt zich best op een temperatuur van 20-22°C.
De kweek mag gerust tot de gemakkelijkste worden gerekend: de regenboogvis snoept immers noch aan eieren noch aan jongen.
De benodigde ingrediënten zijn:
1. Een ruim kweekaquarium
2. Een flink uitgegroeid koppeltje regenboogvissen
3. Water (zuurgraad noch kalkgehalte hebben enig belang)
4. Een fatsoenlijke hoeveelheid fijnbladerige planten
5. Een temperatuur van 24-26°C
De eiafzetting verloopt vlot; de grote eieren hangen op draadjes aan de planten. Het is gewenst het legsel tegen te felle lichtstralen te beschermen.
Afhankelijk van de temperatuur komen na 4 dagen de jongen uit, die onmiddellijk in schuine stand beginnen te zwemmen.
Het grootbrengen geschiedt zonder veel moeilijkheden op de gewone manier (eerst infusie, dan artemia en daphnia). U mag echter beslist niet uit het oog verliezen dat de jongen uiterst zuurstofbehoevend zijn. Soms kan het zo gebeuren dat gans het nest boven gaat hangen. Alleen een snel ingrijpen kan dan een massasterfte voorkomen. Het is dus ten zeerste aangeraden steeds een sterk werkende uitstromer in het aquarium aan te brengen.
Maar feitelijk, wat de kweek betreft, doe ik er heel wat beter aan hierna het woord te verlenen aan dhr. Morren F.
J. Koopmans
"Eens het wijfje legrijp zal het paar spoedig aan het paaien gaan. Bij goede verzorging zal de paring, die meestal ’s morgens plaatsheeft, geschieden nadat het mannetje enkele malen heeft staan pronken. Een goed kweekstel kijkt er niet naar om zelfs in het gezelschapsaquarium tot eiafzetting over te gaan. Maak dus maar gerust een niet te klein bakje klaar en beplant met Vallisneria, Elodea, Myriophillum, eikebladvaren, enz. Ik kweekte meermaals bij een temperatuur van 22-25°C. De visjes drukten zich stijf tegen elkaar en na sidderende bewegingen werden één of meer eitjes aan de planten afgezet. De tamelijk grote eitjes zijn glashelder en goed te zien. Ze hangen door middel van een stevig draadje aan de planten. Twee dagen na het afzetten zijn de eitjes geelachtig. De derde dag is het embryo zwakjes te zien. De 4de dag kunt ge gemakkelijk twee zwarte puntjes, de oogjes, herkennen. Op de 6de dag is het embryo geheel gevormd en tijdens de 7de dag springt het larfje uit het ei. Kort vóór het uitkomen zijn de eitjes bijzonder goed zichtbaar. Ze zijn dan bijna zwart. Het pas geboren visje valt naar de bodem, doch ruksgewijze wekt het zich, door hevig met de staart te trillen, naar de oppervlakte. De pas uitgekomen visjes hangen niet aan planten of ruiten, zoals dit met danio’s of barbelen gebeurt. Ze zwemmen dadelijk stootsgewijze rond.
Het eiafzetten geschiedt enkele dagen achtereen zodat soms de ouders nog flink doende zijn eieren af te leggen, als de eerste jongen al rondzwemmen. Ik heb reeds dikwijls met deze mooie visjes gekweekt en laat er steeds de ouders bijzitten. Van eieren vreten of jongen oppeuzelen heb ik nog nimmer iets bespeurd. Natuurlijk werden de ouders altijd goed gevoed met witte wormpjes, muggenlarven, tubifex, enz. Zo kon men bij mij een kweekbak bewonderen waarin de ouders rondzwemmen tussen hun talrijke kroost: jongen vanaf 1/2 cm tot ongeveer 3 cm."
F. Morren