wie is online

We hebben 38 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Aplocheilus lineatus

Afdrukken E-mail

Hoe de eerste Aplocheilus lineatus in mijn bak terechtkwam, was voor mij een raadsel. Feit was zeker dat ik hem niet had gekocht. Uit speurwerk in boeken over tropische vissen bleek dat deze soort vaak spontaan aflegt in gezelschapsaquaria. De kans was dan ook groot, dat hij als eitje aan een plant kleefde en zo in mijn aquarium beland was. Toen ik hem voor het eerst zag, was hij ongeveer 1,5 cm groot. Zijn lijfje was zilverwit en op de flanken kon je al wazige, zwarte dwarsbanden waarnemen. Blijkbaar was hij zich bewust van het loerende gevaar rondom hem, want hij bewoog zich uiterst behoedzaam tussen het aan de oppervlakte drijvende gebladerte.

Ik dacht bij mezelf dat hij het toch niet zou redden en liet hem dus maar aan zijn lot over. Groot was dan ook mijn verwondering dat hij niet alleen bleef leven, maar dat hij ook razendsnel opgroeide tot een prachtige vis. Omdat ik hem zo mooi en elegant vond, bestelde ik er mij nog vijf. Ze pasten zich probleemloos aan en al spoedig bleek dat er zich onder de nieuwkomers vier vrouwtjes bevonden. Ze waren makkelijk herkenbaar, want ze waren doffer en minder kleurrijk dan de mannetjes. Na enkele weken gingen ze spontaan eieren afzetten in een grote dot Javamos bovenaan de zijwand. Steeds bleven er in mijn gezelschapsaquarium enkele jongen in leven, die de soort in stand hielden.

Zijn rug heeft een recht bovenprofiel en is bruingroen, dat overgaat naar de flanken in lichtgroen en naar de buikzijde toe in geel. Elke schub is versierd met een groene, goudglanzende stip. De aaneenschakeling van die stippen suggereert als het ware een lengtestreeppatroon. De buik en het gedeelte boven de aarsvin zijn bezaaid met rode iriserende puntjes. Over de flanken en de staartbasis lopen 6 tot 8 donkere dwarsbanden en over de kieuwen ligt er een geel- tot blauwgroenachtige schijn. Het bovenste gedeelte van de kleine achterstandige rugvin, het onderste gedeelte van de aarsvin en zowel het bovenste als het onderste gedeelte van de afgeronde staartvin hebben roodgespikkelde randen. De buikvinnen zijn relatief lang en monden uit in een gelige punt.

Zijn torpedovormig lichaam is duidelijk berekend op snelheid en zijn grote, bovenstandige bek laat er geen twijfel over bestaan, dat hij een geducht jager is. Hij is ook de gelukkige bezitter van een "derde oog". Het is duidelijk waarneembaar als een metaalkleurig vlekje boven op zijn kop. De exacte functie hiervan is nog grotendeels onbekend. Zeker is dat hij er niet mee kan kijken, maar dit schedelvlekje is wel lichtgevoelig en de lichtinval op dit plekje zou de juiste stand van zijn lichaam in het water bepalen. Wetenschappers vermoeden ook dat dit "derde oog" de duur en de kwaliteit van het licht registreert en op het meest gunstige moment de hormoonafscheiding op gang brengt, die het paren stimuleert. Andere bronnen gaan er dan weer van uit dat dit vlekje dient om aanvliegende insecten aan te lokken. Het is opmerkelijk dat dit "derde oog" in het donker geheel door zwarte pigmenten wordt gecamoufleerd. Een goede reden hiervoor zou kunnen zijn dat rovers, die 's avonds of 's nachts actief zijn, hem van bovenaf niet kunnen detecteren.

Dit prachtige tandkarpertje, dat ook vaak onder de naam Panchax lineatus aan de man wordt gebracht, komt uit Indië en Ceylon. Daar tref je hem aan in ondiepe, stilstaande of langzaam stromende wateren, waar hij zch verstopt onder een dikke randvegetatie van overhangend groen. Van daaruit loert hij op aanvliegende insecten en op kleine visjes. De Aplocheilus lineatus is een oude bekende, want hij heeft reeds sedert 1899 een blijvend plaatsje in aquariumland veroverd. Ondertussen bestaan er al verschillende kweekvormen van. Op de foto zie je de gouden variëteit.

Inzake verzorging stelt hij geen noemenswaardige eisen. Enerzijds stelt hij prijs op open zwemruimtes, maar anderzijds heeft hij ook behoefte aan fijnbladerige randbeplanting waarin hij zich kan verstoppen en van waaruit hij zijn prooi kan bespieden. Hij bevolkt uiteraard de bovenste waterlagen en gezien zijn grootte (max. 10 cm) en zijn temperament kan je hem beter met wat grotere, weerbare vissen, zoals bvb. Barbussen, samenhouden. Zorg er wel voor dat je bak goed afgedicht is, want deze kerel is een zeer behendige springer.

Hij eet zowel levend als droogvoer en zal ook een jong van soortgenoten of medebewoners gewillig verspijzen. Ook is hij verzot op vliegen. De larven van de gewone huisvlieg (Musca domestica) of van de wat robuustere brom- en vleesvliegen kan je kopen in een winkel voor vissersgerief of in een terrariumzaak. Het is je aangeraden om voor de operatie "vlieg", in een diepgaand gesprek met je echtgenote of levensgezellin, de nodige lijnen uit te zetten om latere echtelijke twisten hieromtrent te vermijden. Anders vrees ik dat je op een goede dag eenzaam achterblijft met je vliegen en je vissen.

Om te beginnen bewaar je de larven en de poppen die zich zullen ontwikkelen in een doorzichtige, geventileerde doos in de ijskast. Om voor de nodige ventilatie te zorgen doorprik je met een gloeiende naald ettelijke keren de zijwanden en het deksel. Je recolteert nu net voldoende verpopte exemplaren voor één voederbeurt. Je brengt die over in een kleinere doorzichtige plasticdoos en zet die warm. Om te verhinderen dat de uitgekomen vliegen bij het voederen het luchtruim kiezen, stop je een dotje watten in de doos, dat eventjes gedrenkt werd in ether. Na enkele ogenblikken zijn de beestjes zo verdoofd, dat ze er letterlijk bij vallen als vliegen. Je kan ze nu rustig bij een vleugel vastnemen zonder dat ze hierbij ontwaken en opvoederen. Je zou ook de doos voor een tiental minuten in de ijskast kunnen stoppen. De vliegen komen er verkleumd en met rode neuzen uit en voor ze opwarmen en terug over al hun zintuigen beschikken, zijn ze al opgepeuzeld.

De Aplocheilus lineatus is een spetter. Eens je hem in je bak hebt, wil je en raak je hem trouwens ook niet meer kwijt, want bij een temperatuur van 23 tot 25 ° C en een goede verzorging, zal hij immers voor vele nakomelingen zorgen.

 

Karel Fondu, De Siervis Leuven