wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
De Boenga waroe
Laatst schrok ik een beetje, toen in het januarinummer van Das Aquarium te lezen stond dat je Monodactylussen, alleen in hun juveniel stadium, in zoet water kan houden. Ik heb deze vissen vroeger samengehouden met schutters en vlindervissen, en het kwam mij voor dat ik ze een hele tijd in mijn bak heb gehad, zonder dat ik er ooit maar één gram zout heb aan toegevoegd.
Omdat ik al een dagje ouder wordt en mijn geheugen mij wel eens in de steek laat, besloot ik om het eens na te vragen bij mijn goede vriend Roger Delvaux, die zich ook aan het houden van deze juwelen heeft gewaagd. Ik vertelde hem dus die historie van het zoute water en tot mijn grote opluchting kreeg ik te horen dat ook hij ze steeds op Leuvens stadswater gehouden heeft.
De Monodactylus argenteus (latijn voor zilverachtig) heeft een enorm verspreidingsgebied dat zich uitstrekt van de Indo-Australische archipel tot aan de oostkust van Afrika. Hij wordt zowel in zee- als in brakwater gevonden en dringt zelfs door tot in het zoete water van riviermondingen. Hij heeft nog twee prachtige neefjes. De Monodactylus sebae, die ook sporadisch wordt ingevoerd, leeft aan de Westkust van tropisch Afrika in een gebied van Senegal tot Congo en de Monodactylus kottelati stamt uit Sri Lanka
Het lichaam van de Monodactylus is hoog, plat, ovaal-rond, zilverwit en glanzend. Door het grote oog loopt een verticale zwarte band, die naar boven toe kromt en versmalt. Achter de forse kieuwen loopt er een tweede, die iets voor de rugvin vertrekt en licht boogvormig eindigt bij de miniscule buikvinnen. De rug- en aarsvin, waarvan de voorste randen donker gekleurd zijn, beginnen groot maar lopen naar achteren snel af. Deze vinnen hebben aan de basis een goudgele gloed. De staartvin is vrij groot en ook in de staartwortel zit er nog een vleugje goud verweven.
De zilverbladvis heeft grote, beweeglijke ogen waarmee hij uitstekend ziet. Het is een echte slokop, die smult tot zijn buik letterlijk bol staat. Het liefst eet hij natuurlijk levend voer, dat hij als een schicht grijpt en haastig verorbert. Zijn voorkeur gaat hierbij ontegensprekelijk uit naar watervlooien. Maar als je toevallig geen levend- of diepvriesvoer meer hebt, geef hem dan gerust droogvoer. Hij werkt het met evenveel smaak naar binnen. Volgens sommige bronnen zou hij zich ook vergrijpen aan zachte waterplanten. Ikzelf heb dat nooit kunnen vaststellen.
Van deze flonkerende speerpunt, die gemakkelijk 10 cm groot wordt, hou je er best een stuk of vijf, zes in een ruime bak. Dan kan hij naar hartelust stoeien met zijn soortgenoten. Naar mekaar kunnen ze soms eens dreigend uithalen, maar bij deze schermutselingen raakt er nooit iemand gewond.
De Monodactylus heeft een groot aquarium nodig, want hij is een meesterlijk zwemmer die resoluut de vrije ruimte in de bak opeist. Het is een prachtig schouwspel als je ze achter elkaar door je bak ziet trekken om dan plots te stoppen en er een poosje later weer als een bundel pijlen vandoor te zoeven.
Waar hij ook nood aan heeft is aan een goede watercirculatie en een grondige filtering, die zorgt voor kristalhelder water. Dan gedijt hij, bij een temperatuur van om en bij de 25°C, uitstekend. Als zijn zilver een beetje dof wordt, voelt hij zich niet goed in zijn vel en is het tijd voor een flinke waterverversing. Op slag flonkert hij weer als een spiegel en krijgt hij opnieuw zijn vitaliteit en zijn flitsende schoonheid terug.
Een kleine wetenswaardigheid nog: in zijn natuurlijk biotoop bereikt hij een grootte van 25 cm en komt hij massaal voor. De plaatselijke bevolking beschouwt hem dan ook terecht als een consumptievis, die goed van smaak is en bovendien nog vol vitamientjes en koolhydraten zit.
Dus geen nood: als hij het loodje legt, bak je hem gewoon op.
Eet smakelijk.
Karel Fondu, De Siervis Leuve