wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
Botia sidthimunki
De eerste sidthimunki die ik ooit te zien kreeg was eind de jaren zestig, toen onze club nog bij Pierre Dierckx huisde. Ik was aan het rondkijken toen ik plots in één van de bakken, onder een Cryptocoryneblad, een olijk ogend visje opmerkte dat nieuwsgierig zijn omgeving verkende.
Bij mij was het liefde op het eerste gezicht, want buiten zijn komiek snuitje met enkele baarddraden was hij ook nog mooi getekend. Hij was olijfgoen van kleur met op zijn flanken twee evenwijdig lopende gele ongelijke spattenrijen, die doormidden gedeeld werden door een brede en donkere band die liep van aan het topje van zijn snuit, over zijn iriserend geel oog, tot achteraan zijn staartwortel. Om het geheel nog wat potsierlijker te maken, had hij ook nog enkele donkere spatten op beide lobben van zijn staartvin.
Toen ik vroeg welk visje dat was, kreeg de Pierre een ietwat omfloerste blik, wat er op duidde dat hij het ook niet juist wist. Toen ik vroeg om dat visje voor mij te scheppen werd zijn blik mogelijk nog omfloerster, wat liet vermoeden dat dit een uiterst moeilijk akkefietje was, waarbij er meer planten zouden sneuvelen dan het visje waard was en dat dit dientengevolge niet rendabel was voor de clubkas. Tegen een dergelijk economisch verantwoord argument had ik niets in te brengen en weken aan één stuk wierp ik smachtende blikken op dat beestje, dat mij van onder een blad geamuseerd zat aan te kijken.
De club verhuisde naar andere oorden en dat Botiatje verdween uit mijn gedachten tot op de dag dat ik, in één van de kleinere bakken van een aquariumzaak, een heel schooltje van hen zag voorbijkoersen en hen in sneltreinvaart weer tussen de planten zag verdwijnen. Ik besloot om er mij stante pede acht aan te schaffen, die direct een plaatsje kregen in mijn gezelschapsbak, waarin ook enkele Barbus- en Hyphessobrycon soorten en een stelletje Ottocynclusjes een veilige thuishaven gevonden hadden..
In den beginne waren de nieuwkomers een beetje schuw, maar na enkele dagen al kwamen ze gezellig samen vanonder de lage begroeiing uitgezwommen en zochten, over de bodem sprokkelend, naar voedsel. Vermits ik bijna dagelijks tubifex voederde, was het voor de sidthimunki's een koud kunstje om hier en daar een verdoken wormpje op te duiken. Het waren trouwens niet eens kieskeurige klanten, want zij aten alles wat in hun mondje paste. Hun voorkeur ging natuurlijk uit naar levend voer, zoals watervlooien, cyclops, muggenlarven en tubifex, waar ze lekker konden achter jagen, maar ook een verdwaald vlokje droogvoer werd in dank aanvaard.
Ook wat hardheid of temperatuur betreft, stelden ze niet meer eisen dan de gewone doorsnee aquariumvis. Omdat ze voor de rest vredelievend zijn, kunnen ze zonder problemen met andere rustige vissen samengehouden worden.
Evenals hun grotere soorgenoten hebben ze onder het oog een stekel, die ze kunnen bewegen en naar buiten steken om zich tegen eventuele aanvallers te kunnen verdedigen. Ze hebben een spoelrond lichaam dat bedekt is met kleine schubben en zwemmen meestal in een lichtelijk schuine stand, met de kop iets naar boven gericht. Soms zoeken ze in het aquarium een plekje op waar er wat stroming staat en laten ze zich, na een poosje tegen de stroming opgezwommen te hebben, dartel meedrijven met de waterstroom. Dan gaan ze, liefst in een schaduwrijk plekje, op een blad uitrusten om er een tijdje nadien samen weer lekker op uit te trekken.
Ze worden voornamelijk geïmporteerd uit Achter-Indië en uit het noordelijk deel van Thailand, waar zij vooral gevangen worden in beekjes, die zich door de rode leemachtige bodem kronkelen. Hun lengte en kleurtekening kan, al naargelang hun vindplaats, nogal wat variëren. Meestal zijn ze vier tot zes centimeter groot en houdt de tekening het midden tussen een vlekken- of een blokkenpatroon.
Thans wordt er een variante op de markt gebracht, met een lengte van ongeveer 8 tot 15 cm, die voorkomt in de snelstromende Mae Nam Mun rivier in Thailand, waar ze de rustigere zijstroming van stroomversnellingen bevolken. Deze visjes verlangen dan ook in gevangenschap een krachtiger doorstroming van het water. Volgens ik bij een mij zeer dierbare vriend heb kunnen vaststellen, is hun kleur valer dan die van hun kleine soortgenoten en zijn ze ook minder dagactief, wat niet bepaald in hun voordeel pleit.
Indien je Botias wil houden, zet dan geen grote en kleine soorten samen, want sommige van die kerels lusten elkaar rauw!
Grotere soorten, zoals Botia hymenophysa en Botia macracantha halen makkelijk een lengte van 15 à 20 cm en worden, omdat ze nogal agressief uit de hoek durven komen, best in een speciaalaquarium gehouden.
Als je beschikt over een degelijk beplant gezelschapsaquarium, waar open en schaduwrijke plekjes elkaar aanvullen, zijn de kleinere sidthi's een aanrader.
Een schooltje van 8 à 10 van deze grappige visjes geeft aan je aquarium net die riante toets, waar je al jaren naar tracht!
Karel Fondu
De Siervis Leuven