wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
Het kleine zeeaquarium
Sinds een 3-tal jaren heb ik een zeeaquarium met de afmetingen 60x35x40. Aangezien dit tot nog toe succesrijk is verlopen, werd het tijd om mijn ervaringen ermee eens op papier te zetten.
Een zeeaquarium fascineerde me al enkele tijd, maar bij de handel kwam men aan met afmetingen van 100x50x50, of nog groter. Verder al die apparatuur: eiwitafschuimer, nitraatfilter, sproeifilter… Is dit wel allemaal nodig? Ik besloot om het uit te proberen met een klein aquarium en zoals uit de volgende tekst zal blijken, met succes.
Het aquarium
Het aquarium is dus niet groter dan 60cm. Dit betekent automatisch dat men zeer sterke beperkingen heeft met het houden van dieren. Een keizersvis of koraalduivel behoort uiteraard niet tot de mogelijkheden. Men dient dus kleinere vissoorten uit te kiezen zoals lipvisjes, 3-band anemoonvisjes, juffertjes… Evenmin kan men een anemoon met een diameter van 10cm of groter houden. Deze dieren scheiden voortdurend kleine hoeveelheden giftige netelcellen af. In een klein volume water zoals ons aquarium, betekent dit dat ze zowel zichzelf als de andere dieren vergiftigen. Opletten is dus de boodschap.
Het opstarten is uiterst belangrijk: hiermee wordt de basis voor succes of mislukking gelegd! Indien U het geduld kunt opbrengen, laat dan uw nieuwe zeeaquarium eerst een weekje draaien met alleen maar water. Vers zeewater is zeer agressief en tast alle organismen aan die ermee in kontakt komen. Dus ook entingsbacteriën. Op de verpakking van de zouten staat weliswaar dat na enkele uren doorluchten het zeewater klaar is voor gebruik, maar dit is ronduit onverantwoord. Vers aangemaakt zeewater is te agressief voor onze dieren. Punt uit!
Nadat het aquarium een week heeft gewerkt met alleen maar het zeewater, brengen we een klein stukje levend steen in het aquarium als enting. Dat hierop geen lagere dieren mogen zitten spreekt voor zich. Zogauw het nitrificatieproces begint zouden deze dieren sterven. Tegelijkertijd wordt de verlichting aangezet, teneinde de groenalgen een zo goed mogelijke start te geven. Na circa een week zullen de eerste kiezelwieren (bruine alg) opduiken. Dit betekent meteen de moeilijkste periode voor de aanwezige groenalgen. Hoeveel licht er ook boven het aquarium geplaatst is, er zullen altijd eerst kiezelwieren opduiken. Pas na enkele weken, als het nitriet verdwenen is, en de bacteriën zich in de juiste aantallen nestelen, zodat het biologisch evenwicht zich stabiliseert, komen er levensvatbaardere omstandigheden voor groenalgen. Betekent dit dat we nu onze vissen en/of ongewervelden kunnen plaatsen? Neen. Allereerst dient de bak volledig te zijn opgebouwd met levende steen. Dit is nodig omdat we met levende steen niet alleen maar bacteriën, maar ook verscheidene soorten algen, wormpjes, en andere organismen introduceren, die mee helpen zo optimaal mogelijke omstandigheden te creëren.
Misschien denkt U nu: "Ik koop zoveel kilo steen als nodig is, en het zal wel draaien". Helaas is dit niet juist. Koop nooit teveel levend steen in éénmaal. Het inbrengen hiervan betekent altijd een belasting van het water aangezien niet alle dieren in en op de steen, het nieuwe milieu overleven. En aangezien we hier werken met een klein aquarium, moeten we dubbel voorzichtig zijn. Concreet betekent dit dat slechts 1 tot maximum 2kg steen per week, of beter, om de 14 dagen mag ingebracht worden. Dat dit een werk is van weken tot enkele maanden is duidelijk. Maar geduld is bij zeewater een eerste vereiste. Zogauw de meeste steen is ingebracht, en met wat geluk, zullen de groenalgen de kiezelwieren naar de achtergrond verdrijven, zodat zij de dominante plantensoort in het aquarium worden.
Pas vanaf het ogenblik dat het duidelijk is dat alles goed draait, mag U beginnen met het inbrengen van vissen en/of ongewervelden. Koop, net zoals bij het levend steen, niet teveel aan in één keer. Een koppeltje vissen, een poetsgarnaal en misschien ook nog een kolonie olifants-oortjes is beslist teveel van het goede! Deze combinatie is weliswaar perfect mogelijk, maar opnieuw is het zaak dit alles te spreiden over enkele weken. Van zogauw uw dieren gewend zijn, zijn zij net zo goed houdbaar als in een 250 liter aquarium.
Techniek
De duurste pomp, het meest gesofistikeerde filter, of zelfs computergestuurde verlichting is geen garantie voor succes! Wat men ook moge beweren, het zijn en blijven hulpmiddelen, om een bepaalde toestand te creëren in het aquarium. Maar geen enkele techniek is in staat om bepaalde biologische wetten effectief tegen te gaan, hoogtens te vertragen. Zo is bijvoorbeeld geen enkele filter of eiwitafschuimer in staat om het verouderingsproces van het aquariumwater te stoppen. Een geregelde waterverversing is nog altijd noodzakelijk. Hou het daarom eenvoudig: het oog en de (helpende) hand die op het juiste ogenblik ingrijpen zijn veel beslissender voor de instandhouding van een rifmilieu dan het meest geperfectioneerde aquarium.
Filtratie:
Aangezien vanwege de beperkte grootte van het aquarium een klassiek biofilter, gebruikelijk bij zeewateraquariums, niet mogelijk is vanwege de afmetingen, dienen we onze toevlucht te nemen tot een potfilter of rugzakfilter. Hierbij dien ik onmiddellijk op te merken, dat de doorstroomsnelheid van cruciaal belang is: de ideale doorstroomsnelheid ligt, bij een dergelijk klein aquarium, rond zo’n 300 à 400 liter/uur netto. Deze hoge doorstroomsnelheid is nodig omdat door de beperkte hoeveelheid water de belasting van het water met organische stoffen veel vlugger een kritisch punt kan bereiken. Hierdoor zijn we gedwongen om het water veel vaker per etmaal door het filter te leiden, dan bij grotere zeeaquariums. Een bijkomend voordeel is ook dat het filter tevens als circulatiepomp voor de lagere dieren gebruikt kan worden. Maar hier komen we nog op terug.
De grootte van de filterpot kan tussen 1 en 3 liter liggen. Groter mag altijd, maar is niet noodzakelijk. Kleiner daarentegen is niet aan te bevelen: een te kleine filter kan te vlug dichtslibben, en/of heeft te weinig pompvermogen. De filtervulling kan bestaan uit filterwatten, teneinde de zichtbare vuildeeltjes op te vangen, en uit koraalzand, enerzijds als bacteriesubstraat, en anderzijds als natuurlijke ph-buffer. Andere filtervullingen zijn natuurlijk ook perfekt mogelijk, zoals Rowalith, of aktieve kool, maar volgens mij zal de combinatie filterwatten - koraalzand ruimschoots voldoen. Verder heeft het geen enkele zin om de filters vol te proppen en stevig "aan te stampen". Een luchtig geplaatste vulling werkt veel efficiënter en zal minder vlug dichtslibben.
Verwarming :
De optimale temperatuur ligt rond de 24 à 25°C voor de dieren. Iets hoger kan niet veel kwaad, maar lagere temperaturen zijn niet aan te raden. Tevens moet men oppassen voor hete zomers: indien de temperatuur langdurig boven de 31°C komt, betekent dit het einde voor de lagere dieren! Vissen zijn iets minder gevoelig, maar lagere dieren zijn moeilijker op dit punt.
De verwarming zelf kan uitstekend uit een staafverwarmer bestaan, indien U er goed rekening mee houdt dat bij de latere plaatsing van levend steen geen glasbreuk optreed. De afsluitkap mag niet bestaan uit zachte rubber. Dit soort rubber wordt veel te vlug aangetast door het zeewater. Enkel verwarmers met een harde kunststofsluiting zijn voor zeewater geschikt.
Licht :
Het licht is van primair belang voor het zeeaquarium. Indien de verlichting te zwak is, doordat men te weinig lampen gebruikt, of de lichtkleur door verkeerde lampen niet aangepast is, kan men het wel vergeten! In geen enkel geval kan men te veel licht boven een zeeaquarium plaatsen, eerder is het altijd te weinig.
Tijdens de opstartperiode van mijn zeebakje werkte ik met 3 lampen, zijnde 2 Philips nr. 84 en één Aquatinca. Maar naarmate ik telkens opnieuw een lamp bijplaatste, gingen de groenalgen en lagere dieren het steeds beter doen, totdat er uiteindelijk 5 lampen in de lichtkap hingen (4x nr. 84, 1x Aquatinca). Op een gegeven moment kon het aquarium werkelijk een vergelijking met een "hollands" plantenaquarium doorstaan. Dit maar om te illustreren dat een zeeaquarium niet altijd "een hoop stenen" hoeft te zijn, zoals velen denken. Terug naar de verlichting. Zoals hierboven al beschreven, zou men zoveel lampen moeten plaatsen als maar mogelijk is. Helaas kan of wil men dit niet altijd, maar ideaal dient er per 10 cm bakdiepte 1 TL aanwezig te zijn. Vissen kunnen natuurlijk volstaan met veel minder, maar wie lagere dieren en/of algen wenst te houden, zal merken dat 1 lamp/10cm bakdiepte geen overbodige luxe is.
De keuze van de lampen is net zo belangrijk als het aantal. Lampen die hoofdzakelijk veel rood licht afgeven zoals Gro-lux of de nrs. 83 en 183 (Philips/Sylvania) zijn ongeschikt. Hoe blauwer (en voor ons oog dus kouder), des te beter. De beste lamp voor een zeeaquarium is de nr. 86, die grote hoeveelheden blauw licht afgeeft. Maar aangezien deze lamp in een wattage van 15 watt niet bestaat, moest ik terugvallen op de nr. 84, die wat kleur betreft, tussen een 83 en 86 uitstraalt. Zowel de lagere dieren als de algen doen het hier prima op, al blijft de nr. 86 favoriet. Het bijkomende voordeel van een nr. 84 is natuurlijk wel dat alles wat warmer aandoet voor ons. Naast deze lampen is een zgn. blauwstraler ook nodig. Deze lamp (bijvb. Aquatinca) geeft écht blauw licht af, waarvan het doel niet is een diepwater effect te bekomen, maar wel de lagere dieren in leven te houden. De UV - straling die vanuit deze lamp komt, dient om de zoöxantellen in de lagere dieren te prikkelen en, om zich tegen deze straling te beschermen, aan te wassen. Daar de zoöxantellen eigenlijk microscopische algen zijn, die in symbiose leven met het lagere dier (ze houden het in leven), en voor ons naar buiten prachtig gekleurd zijn, slaan we hier 2 vliegen in één klap. Let wel: er bestaan blauwstralers die alleen visuele straling afgeven en geen UV. Deze lampen zijn enkel en alleen bedoeld voor decoratie, niet voor het hierboven beschreven doel en zijn eigenlijk vrij nutteloos. Dekruiten, gebruikelijk bij zoetwater, zijn absoluut uit den boze bij zeewater. Aangezien we een maximum aan licht proberen te hebben, kunnen we het ons eenvoudig niet permitteren om zelfs het geringste lichtverlies door dekruiten toe te staan. Bovendien worden dekruiten op vrij korte tijd toch vuil, en hoe hard men ze ook probeert schoon te houden, het zijn en blijven ondingen.
Waterbeweging :
Dit wordt té vaak verwaarloosd: "een pomp erin en 't zal wel in orde zijn".
Een goede waterbeweging is van belang, wil men de lagere dieren én de algen in goede conditie houden. Deze beide groepen hebben met elkaar gemeen dat ze niet kunnen zonder voldoende waterbeweging, teneinde voldoende voedsel en vers zuurstofrijk water te bekomen. Een vis kan rondzwemmen, en desnoods zelf een goede plek opzoeken. Lagere dieren kunnen dit niet (behoudens anemonen, garnalen en zeesterren). Indien er dus niet voldoende stroming is zullen de dieren langzaam ten onder gaan. Teneinde dit te voorkomen dienen we dus enkele circulatiepompen te plaatsen.
In grotere bakken mag men de filterpomp niet meetellen als circulatiepomp, maar aangezien we hier in een klein aquarium werken, met een krachtige filter, kan men volstaan met in de ene hoek de filter als circulatiepomp, dit gecombineerd met in de andere hoek van het aquarium een 2de pomp, zodat er in het midden van de bak wervelingen ontstaan en zodoende een goede circulatie van het water.
Onderhoud
Een geregelde waterversing is van groot belang voor het in conditie houden van onze dieren. Een wekelijkse waterwissel van zo'n 10 à 15 % is een goed gemiddelde. Een groter volume verversen is niet aan te raden, daar niet alle dieren, en zeker de algen, erg opgezet zijn met vers water. Laat het verse water erin druppelen, gespreid over een uurtje. Gooi nooit een volle emmer water zomaar in het aquarium, dit kan massale afsterving van de algen veroorzaken, met alle gevolgen vandien. Naast het verwijderen van afvalstoffen, brengen we met het verse water ook mineralen in het aquarium, waardoor de lagere dieren het beter doen.
Het reinigen van de filter dient zich te beperken tot het verwisselen van de filterwatten. Indien het koraalzand te vuil wordt, kan men dit uitspoelen, maar alleen in zeewater, afkomstig uit het aquarium, dit om de bacteriekolonies niet te veel te beschadigen.
De lampen dienen ook nagekeken te worden op zoutafzettingen. Indien deze te dik wordt, laten de lampen natuurlijk steeds minder licht door, zodat men een effect bereikt alsof men dekruiten gebruikt: de lichtsterkte gaat achteruit. Wij zien dit niet, de vissen ondervinden er ook geen last van, maar de lagere dieren en de algen wel, zodat zij kunnen gaan "kwijnen". Om die reden dienen de lampen elke 12 maanden vervangen te worden. De lichtsterkte gaat op die leeftijd te veel achteruit.
Voeding
Met droogvoer alleen komt men er niet. Diepvriesvoer dient de hoofdbrok te zijn, met tabletten en droogvoer als bijvoeding. Levend voer, wat natuurlijk het beste zou zijn, heeft echter als nadeel dat dat het nog korter in leven blijft in zeewater, dan het anders al doet in zoetwater. Zeer gericht voeren is dus belangrijk. Vissen en bepaalde categorieën van lagere dieren zoals garnalen, zeesterren en kreeften, hebben voor een groot stuk dezelfde voedingseisen: deze dieren zullen even smakelijk mee-eten van diepvriesvoer of tabletten, die oorspronkelijk bedoeld waren voor onze vissen. Wel dient men op te letten dat men geen al te vreemde zaken in het water gooit: zwarte muggelarven, of watervlooien bijvoorbeeld zijn niet al te zeer geschikt als zeevisvoedsel.
Wat de voeding van onze lagere dieren betreft, dienen we terug te vallen op wat de handel te bieden heeft aan samengestelde preparaten. De tijden, dat men zelf mosselvlees of artemia diende uit te persen, om hiermee de koralen, anemonen, kokerwormen enz... te voeden, ligt nu wel achter ons. De laatste jaren is de voeding voor lagere dieren enorm verbeterd, en zijn deze produkten uitgegroeid tot volwaardige voeding. Afhankelijk van de aard van het produkt, dient men dit zo'n 3 à 4 maal per week toe te dienen. Let wel, het blijft in de praktijk toch wat zelf "aanvoelen", wanneer men dient te voeren. Na enige tijd (ervaring moet, samen met het aquarium, groeien) weet men wel wanneer voeding nodig is, en wanneer niet.
Sporenelementen zoals calcium, strontium, jodium plus aanvullende mineralen voor koralen én (kalk)algen dienen eveneens toegevoegd te worden aan het water. Deze sporenelementen zijn niet of onvoldoende aanwezig in het water, waardoor de lagere dieren en de algen gebrek gaan leiden. Zelfs de beste voeding verandert hier niets aan. Toegegeven, men kan hier sceptisch tegenover staan, aangezien men op den duur met een komplete apotheek zit. Desondanks kon ik ondervinden dat met elk preparaat méér dat wekelijks in het water werd gemixt, de dieren het steeds beter deden. Dan is de opbouw van zo'n apotheek alleen nog maar een kwestie van tijd.
Tot slot
Bedenk dat geduld hier het magische woord is. Men kan beslist niets forceren in het opstarten van een zeeaquarium, want dan loopt het gegarandeerd mis. Laat het aquarium zichzelf inrichten op zijn eigen tempo, en dan is de kans op succes het grootst. Ofschoon de opbouw van een zeeaquarium beslist meer tijd en geduld vergt dan een zoetwateraquarium, is de pracht die een dergelijk rifmilieu aan kleuren en vormen biedt, zo enorm, dat men de geïnversteerde tijd vergeet en alleen nog maar ervan geniet
Veel succes!
Marc Willems
De Siervis Leuven