wie is online

We hebben 12 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Colisa lalia

Afdrukken E-mail

De Colisa lalia of dwerggoerami stamt uit India, Indonesië, Borneo en westelijk Bangladesh, waar hij overwegend leeft in stilstaand en overschaduwd water. Ook komt hij vaak voor in rijstvelden. Hij werd al in 1903 ingevoerd door een Hamburgse kwekerij, die hetzelfde jaar al over een geslaagde kweek kon berichten. De mannetjes worden 6cm lang. De vrouwtjes, die 5cm groot worden, zijn meer goudkleurig en hebben een minder intens kleurenkleed.

Het lichaam van de Colisa lalia is sterk zijdelings samengedrukt en matig hoog. De snuit van het visje is lang met een kleine bovenstandige mond. De lippen zijn vrij dik. De oogiris is rood. Het mannetje van de dwerggoerami heeft een betoverend coloriet, dat nauwelijks met woorden te beschrijven valt Het bovenste deel van de kop is goudglanzend tot halverwege het kieuwdeksel. De onderkant van de keel en de buikpartij zijn blauw. De grondkleur van het lichaam is rood. Over de flanken lopen helblauwe, onregelmatige strepen. De borststandige oranjerode borstvinnen zijn vergroeid tot tastsprieten. Die dienen als tast-, reuk- en smaakorgaan en kunnen geheel onafhankelijk van elkaar naar voor en naar achter bewegen. De basis van de rugvin is zeer lang. Zij vertrekt van even na de kop en strekt zich uit tot aan de staartwortel, waar ze eindigt in een punt.. De kortste vinstralen ervan zijn nog overwegend blauw, maar naar het einde toe overheerst de rode kleur. Ze is afgebiesd met een donkerrode rand. De aarsvin begint een tikkeltje meer naar achteren dan de rugvin en loopt eveneens door tot aan de staartbasis. Het kleurpatroon is een wirwar van rode en blauwe lijntjes. Op het uiteinde ervan, zie je enkele onregelmatig verspreide blauwe en rode punten. Ze wordt afgeboord door een dieper rood gestippelde band. Ook de staartvin is bezet met een wirwar van rode en blauwe stippen en stipjes.

De Colisa lalia is in den beginne eerder schuw, maar als het in zijn omgeving rustig is went hij vrij snel. Zijn aangeboren schuchterheid blijft hij grotendeels behouden. Hij zwemt ook steeds op een trage, bedachtzame manier door de bak. Je zal hem het meest aantreffen in de bovenste en middelste waterlaag, waar hij graag rondschuift tussen fijnbladige planten.

Aan de watersamenstelling stelt hij geen specifieke eisen. Vers water verdraagt hij niet zo best. Laat daarom het aquariumwater eerst enkele weken rijpen. De temperatuur laten we schommelen tussen 23 en 25°C. De temperatuur boven het wateroppervlak, mag niet lager worden dan de temperatuur van het water. We hebben in een vorig artikel gezien waarom. Zorg voor diffuus licht en denk eraan het gefilterde water zachtjes in het aquarium te laten terugvloeien, want onze Colisa houdt niet van turbulentie in het water. Een donkere bodem stelt hem meer op zijn gemak en laat de prachtige kleuren van het visje nog beter uitkomen. Inzake voedsel is hij niet kieskeurig, maar hou er wel rekening mee dat hij eerder traag is en dus snelle prooidiertjes moeilijker kan grijpen. Hij eet ook drijvend droogvoer. Eens dit naar de bodem zinkt, laat hij het onaangeroerd liggen. Zorg dus voor enkele kleine opruimers, die de bodem proper houden. Enkele Acanthophtalmus kuhlii (Indische modderkruipers) lijken mij geknipt voor deze job. Zorg wel dat je als bodembedekking geen scherp zand gebruikt, want de baarddraden van de kuisploeg zijn daar niet tegen bestand.

Als je een kweekje wil wagen, richt dan een klein aquarium in, waarvan je de waterstand laag houdt en dat je niet filtert. Je laat de temperatuur van het water zachtjesaan oplopen van 23° C tot 28°C. Je beplant het bakje met fijnbladige planten en op het wateroppervlak laat je Riccia (watervorkje) drijven. Later zal je zien dat het mannetje, meestal in een hoek van het bakje, met behulp van kleine plantendeeltjes en door hem geblazen belletjes, een klein maar stevig en hoog schuimnest bouwt. De belletjes zijn omgeven door een kleverig slijmlaagje en blijven hierdoor aan mekaar kleven. Gebruik voor de kweek steeds de mooiste exemplaren, die je vooraf in een goede conditie hebt gebracht door degelijke, afwisselende voedering.

Eenmaal zijn schuimnest voltooid is, probeert het nu prachtig gekleurde mannetje het vrouwtje er naar toe te lokken. Als zij toestemt, gebeuren er onder het nest eerst een paar schijnparingen. Bij de echte afzetting omstrengelt het mannetje het vrouwtje; zij stoot haar eitjes uit en hij bevrucht ze. Van de kleine eitjes, waarvan het aantal kan oplopen tot 750, stijgt er een deel in het nest en valt er een deel naar de bodem. Het mannetje raapt er die eitjes op en spuwt ze in het schuimnest. Nu is het moment aangebroken om, zonder hierbij het schuimnest te beschadigen, het wijfje voorzichtig uit het bakje te verwijderen. Anders zal ze zo fel door het mannetje worden opgejaagd en zo erg worden toegetakeld, dat ze het niet overleeft. Het mannetje zal van nu af aan de broedzorg voor het kroost voor een paar dagen op zich nemen. Na één dag komen de jongen uit en na vier dagen zwemmen ze vrij. Dan moet je ook het mannetje wegvangen, want nu beschouwt hij de jonge visjes als prooi.

Het jongbroed kan je met slootinfuus, pantoffeldiertjes of fijn stofvoer de eerste dagen doorhelpen. Naarmate ze groeien geef je ze aangepaste voeding. De bodem wordt kraaknet gehouden. Al het vuil en uitwerpselen worden dagelijks, met behulp van een luchtslangetje, weggeheveld. Na een week of vier zijn de jonge visjes 1cm groot en begint zich hun labyrint te ontwikkelen. Je ziet de visjes nu vaak naar de oppervlakte stijgen om lucht te happen. In dit stadium zullen er vele de overschakeling van kieuwademhaling naar labyrintademhaling niet overleven. Als je 250 jongen door deze moeilijke periode geloodst hebt, is je kweek geslaagd. Naarmate de visjes groeien, kan je stilletjesaan de waterstand verhogen.

Ondertussen bestaan er van dit visje al verschillende kweekvormen, maar ik vind de stamvorm nog altijd het mooist.

Je moet het echt ook eens met deze betoverende dwergoerami proberen en ons uw ervaringen meedelen.

Veel succes!

Karel Fondu
De Siervis Leuven