wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
De Congozalm
Wat mij opvalt als ik eens langs de visbakken loop in het lokaal is, dat er meer en meer vissen, die een hele tijd uit het aquariumlandschap zijn weggeweest, opnieuw worden aangeboden. Waarschijnlijk is het zoals met kleren: als je ze lang genoeg bijhoudt, komen ze terug in de mode. Een vis die ik ook al een paar jaar niet meer gezien had was de Congozalm of Phenacogrammus interruptus, zoals hij nu met zijn latijnse naam heet.
"Een volwassen Congozalm is een prachtige vis voor een ruime gezelschapsbak. Maar op het moment dat hij te koop wordt aangeboden is hij vaak nog maar halfwas en vertoont hij nog geen spetterende kleuren en heeft hij nog niet dat prachtige stel vinnen waarmee hij later, als hij één jaar oud is, kan gaan pronken.
Zoals zijn naam al laat vermoeden bewoont de Phenacogrammus interruptus het stroomgebied van de Congo. Bij de blauwe variante zijn bij de mannetjes, buiten de kleurloze borstvinnen, alle vinnen grijsgeel tot lichtroze en zijn ze met een wit boordje omrand. De grondkleur van het lichaam is zilverachtig met een blauwgroene metaalglans. Op de flanken, net boven het onvolledige zijlijnorgaan, loopt van het kieuwdeksel naar de vetvin een koperkleurige tot roodbruine rand. Wat bij hen bijzonder opvalt is de bizar gevormde staartvin met de zich in het midden gesitueerde, duidelijk uitstekende lob. Deze vin wordt bovendien nog door een rookzwarte streep middendoor gedeeld. De sikkelvormige, lange rugvin valt tot over de staartwortel. Zijn prachtige kleurschakeringen dankt hij veeleer aan de brekingen van het invallend licht op zijn grote schubben dan aan zijn eigen kleurcellen. De kleur varieert trouwens ook al naargelang zijn gemoedstoestand. Ook na een flinke waterwissel dartelt hij in een onbeschrijfbaar kleurenpalet door het aquarium. Het vrouwtje blijft kleiner en is niet zo levendig gekleurd. Zij heeft alleen een witte rand rond de kleurloze staartvin en haar gronkleur is meer gelig.
Een weinig kleiner, maar zeker niet minder mooi is de gele Congozalm, de Hemigrammopetersius caudalis. Deze wondermooie Afrikaan wordt echter zelden te koop aangeboden. Het excuus daarbij is altijd dat deze dieren uiterst schuw zijn en daarom enkel interessant zijn voor kenners en specialisten, wat natuurlijk pure onzin is. Wie ooit een kleine zwerm van deze Afrikaanse juweeltjes te zien kreeg in een mooi beplant aquarium, zal deze aanblik nooit vergeten.
Alle Congozalmen zijn probleemloze alleseters, maar als je ingaat op hun voortdurend gebedel aan de voorruit, krijg je luie, vervette exemplaren die sloom en kleurloos worden. Naast allerlei droogvoer kan je ze ook diepvriesvoer zoals kalkoen- en runderhart geven, maar dit moet steeds met mate gebeuren. Een wekelijkse verversing van een derde van het water bevordert niet alleen de groei maar maakt ook dat de vissen zich goed voelen, wat zich uit in prachtige kleuren en mooi ontwikkelde vinnen. We houden ze best in lichtzuur, niet te hard water met een pH van 6 tot 7 en een hardheid van 5° Dh. Een zonnige standplaats van het aquarium stellen ze ten zeerste op prijs.
Wil men een kweek met de vissen opzetten moeten de kweekstellen overwegend gevoederd worden met levend voer. Als je in je omgeving nog een gezond poeltje hebt, kan je dit voedsel zelf vangen. Pas er steeds voor op dat je geen roofzuchtige insectenlarven meevoedert. Een rugzwemmer of de larve van een geelbandkever kunnen zelfs aan volwassen vissen grote schade toebrengen. Terwijl de larve van deze kever zijn scharen gebruikt om zijn prooi te vangen, grijpt de rugzwemmer zijn prooi meestal langs onder aan, steekt zijn buitengewoon lange slurf in de buikzijde van de vis en zuigt hem gewoon leeg. De larve van de ééndagsvlieg ziet er schrikwekkend uit, maar is een uitstekend voer, dat een goede kuitaanzet bij de vrouwtjes bevordert. In de winter, als alle poelen dichtgevroren zijn, kan je jezelf een tocht door het barre weer besparen door een wasmottenkweekje op te zetten. De maden van die wasmot zijn zeer voedzaam en de vissen zijn er dol op. Je kan de spijskaart nog aanlokkelijker maken door ook fruitvliegen, gindalwormpjes en muggenlarven te serveren. Door dit menu en een wekelijkse verversing van het water verkeren de kweekdieren in topconditie.
Voor de kweek richt je een bak in van 80 x 40 x40. Op 3cm van de bodem komt er een afzetrooster uit roestvrij metaal met een mazenwijdte van 6mm. Om het water te verzachten wordt de bak gevuld met een mengeling van leiding- en regenwater of als je er kan over beschikken met een mengeling van osmosewater en leidingwater. Om het water aan te zuren filter je het over turf tot het een pH van 5,5 heeft. Als je het helemaal safe wil afwerken filter je dit water vier dagen over perlonwatten en voer je het langs een UVstraler om alle schadelijke kiemen, die eventueel aanwezig zouden kunnen zijn, te doden. De watertemperatuur wordt ingesteld op 21 tot 23 °C. Nu worden er 5 mannetjes en drie wijfjes in de kweekbak gezet, die vooraf een week gescheiden en goed doorvoed werden. In de kweekbak wordt er niet meer gevoederd en leven de vissen van de liefde en op de door hen opgeslagen reserves. De vissen zullen bijna altijd 's morgens afzetten, ook al zitten ze in een ruimte waarin geen daglicht doordringt.
De paarbereidheid herkent men eerst aan het sterke drijven van de mannetjes. Ze omzwemmen mekaar, slagen haken om op het volgende ogenblik weer parallel, naast mekaar door de bak te schieten. De vinnen zijn bij deze fase tot scheurens toe gespreid. Er wordt even gepauzeerd, om enkele tellen later met een ander mannetje hetzelfde ritueel te herhalen. De vrouwtjes zwemmen ondertussen rustig rond en worden nog niet bij de dans betrokken. Eens een mannetje zich voldoende heeft gestimuleerd, probeert hij een wijfje uit de zwerm te isoleren en haar naar de dot perlon te drijven, die boven het afzet-rooster ligt. Onder sterk sidderen van de vinnen worden de uitgestoten eitjes door het mannetje bevrucht. De vissen, die niet bij de paring betrokken waren, storten zich onmiddellijk op de eitjes en proberen er enkele buit te maken voor ze onder het rooster verdwijnen.
Na enige minuten rust begint het spel opnieuw. Nu proberen twee mannetjes een wijfje naar de bodem te dringen. Het weet te ontkomen en legt dan met een derde mannetje gewillig af, terwijl de eersten een beetje beteuterd toekijken hoe de eitjes, voordat ze door het rooster vallen, door de concurrentie worden bevrucht. Het is pas op het hoogtepunt van het liefdesspel dat men beseft hoe mooi deze zalmen wel zijn. Hun kleur is donkerder, de regenboogkleuren zijn nog intenser en de schubben schimmeren nu goudbruin, wat mooi contrasteert met de wit omzoomde vinnen. Tijdens de paringsfase tekent zich bij beide geslachten vlak achter het kieuwdeksel een zwarte, loodrechte, elliptische vlek af.
De heel kleine, glasachtige eitjes, die nu ongestoord op de bodem liggen, worden in de volgende twintig à dertig minuten twee- tot driemaal zo dik. Hoe dik de eitjes worden, hangt af van de osmotische druk van het water. Eenmaal de eitjes, die weinig kleefkracht bezitten, hun normaal volume hebben bereikt kan men ze gemakkelijk afhevelen en overbrengen in een klein bakje. In de volgende vijf of zes dagen voltrekt zich de ontwikkeling van het embryo, die men zeer goed door de glasheldere eiwand kan volgen. Na het openbarsten van de eiwand, zwemmen de jonge zalmpjes vrij rond. De twee à drie volgende dagen teren ze nog op hun dooierzakje, maar vanaf de vierde dag dienen ze tweemaal daags gevoederd te worden met het fijnste stofvoer. Vanaf de vijfde dag krijgen ze pas ontloken artemianaupliën.
Meestal schept het opfokken van de jonge Congozalmen geen probleem. Soms ziet men bij de inmiddels tot 2 à 3cm opgegroeide jongen een paar exemplaren rondzwemmen die aangetast zijn door de tolziekte. De dieren draaien in een steeds enger wordende cirkel, tot ze uiteindelijk van uitputting sterven. Zij dienen onmiddellijk uit hun lijden te worden verlost, want voor hen kan geen hulp meer baten. Blijft er toch zo een exemplaar in leven, dan vertoont dit individu enge rugvervormingen en verkreupelde vinnen.
Indien je éénmaal genoten hebt van de prachtige kleuren van deze Afrikaanse juweeltjes, kan je ze uit je bak niet meer wegdenken.
Zo luidde ongeveer het relaas van H. Abel in het Duitse "Aquaristik Fachmagazin" van september/oktober 1999. Ik vond het zo uit het hart geschreven, dat ik het even voor jullie wilde navertellen.
Horst, je hebt voor de volle 100% gelijk dat je verliefd werd op deze zeer mooie aquariumvissen, en ik hoop met jou dat ze onze aquaria opnieuw stormenderhand zullen veroveren.
Karel Fondu
De Siervis Leuven