wie is online
Login/Registreren
Polls
Welk type lezing wil je liefst bijwonen
Aantal stemmen: 27
Hyphessobrycon callistus
Omdat zalmpjes meestal klein blijven en mijn aquarium niet zo heel groot is, heb ik voor die visjes gekozen. Zo kan ik meerdere soorten samenbrengen en van iedere soort een schooltje houden, wat voor zalmpjes van kapitaal belang is.
Als je me vraagt welk ik het mooiste visje in mijn aquarium vind, kies ik onmiddellijk voor de roodneuszalm. Als je me vraagt welk visje ik het liefst heb, dan is dat zonder twijfel de Hyphessobrycon callistus callistus, die zijn naamsverandering ten spijt, nog altijd door iedereen naar zijn oude naam (Hyphessobrycon minor) minor genoemd wordt.
Minors stammen uit het stroomgebied van de middenloop van de Amazone. Als je er een atlas op naslaat, zal je zien dat we hier spreken over een enorm gebied. Volgens J. J. Hoedeman zouden er, al naar gelang de vindplaats, een vijftal ondersoorten van dit visje bestaan, die slechts lichtjes van elkaar verschillen. Van deze soorten is de Hyphessobrycon callistus serpae wellicht het best bekend bij de zalmliefhebbers.
In het aquarium is de minor een guitig, nieuwsgierig en levendig visje. De mannetjes gaan vaak schijngevechten aan, waarbij er nooit iemand een schrammetje oploopt. Op het allerlaatste nippertje ontwijken ze elkaar en zwemmen ze van mekaar weg. Als de mannetjes vlinders in de buik krijgen gaan ze voor een vrouwtje paraderen in hun mooiste kleuren en proberen haar mee te lokken naar een geschikt groepje fijnbladige planten of een dot Javamos. Ze proberen het net zolang tot het wijfje voor hun charmes bezwijkt en ze flank tegen flank sidderend in een groepje planten verdwijnen.
De minor bevolkt vooral de middelste en lagere regionen, maar waar hij zich ook bevindt, hij valt onmiddellijk op door zijn intens roodbruine kleur. Hij deed in de jaren dertig zijn intrede en omdat hij makkelijk na te kweken was, werd hij op slag populair. Van de minor kan gerust gezegd worden dat hij behoort tot de top tien van de tropische zalmsoorten.
Zijn lichaam is vrij hoog en zijdelings sterk samengedrukt. In zijn rode rugvin zit er een grote zwarte vlek. Ongeveer een centimeter achter de kieuwen staat er, ter hoogte van het zijlijnorgaan, een nauwelijks waarneembare schoudervlek. De rode buikvinnen zijn klein en eindigen in een flinterdun wit biesje. Ook de borstvinnetjes zijn klein en gaan van dieprood over naar vaag rood. De langgerekte rode aarsvin heeft vooraan een wit stipje en draagt achteraan een zwart vlekje. De staart is hevig rood bij de staartwortel en naar het uiteinde toe lichter van kleur. De ogen zijn zwart. Al naar gelang de lichtinval zie je, net boven het zijlijnorgaan, een aantal iriserende stipjes oplichten, wat de schoonheid van dit visje nog vergroot.
Dit zalmpje bereikt een lengte van 3 tot 4cm en is helemaal geen lastige klant. De minor is altijd waakzaam en van zodra hij voedsel bespeurt, stormt hij er als een hazewind op af. Alhoewel hij alles eet, gaat zijn voorliefde toch uit naar rode en witte muggenlarven. Liefst van al heeft hij zacht zuur water (6 tot 8 Dh, pH 6). Je kan hem ook op harder water houden, maar dan moet je geen nazaten verwachten. Zijn aquarium moet beschikken over een weelderige rand- en achtergrondbeplanting en een donkere bodem. Fijnbladige plantensoorten, zoals Cabomba caroliniana, Myriophyllum aquaticum of Limnophilia indica mogen zeker niet ontbreken. Als je ze eventjes laat doorgroeien, leggen ze zich prachtig op het wateroppervlak en zorgen ze zo voor een diffuus licht, dat aan je bak een andere dimensie geeft.
Het geslacht is bij de minor niet moeilijk te onderscheiden. De mannetjes zijn intenser gekleurd. De vrouwtjes zijn iets valer en voller. De kweek verloopt zoals bij de meeste zalmpjes. Een kweekkoppel samenstellen is niet nodig. Ieder legrijp vrouwtje paart gewillig met om het even welk mannetje. Het kweekbakje moet ruim zijn (15 liter) en mag niet te klaar staan. Je dient, nadat het paartje heeft afgezet, de bovenkant en de zijkanten van het bakje met karton af te dekken. Als je een mengeling gebruikt van leidingwater en gedistilleerd water, moet je dit water aanzuren door het over turf te filteren. Gebruik je regenwater, dan moet je het filteren over aktieve kool. Het lichtzure water moet in ieder geval kristalhelder zijn. Bij een temperatuur van 27°C zetten de visjes gewoonlijk op de derde of de vierde dag af. Als je geen passend aflegrooster op de bodem legt, zal je niet veel eitjes overhouden. De minor eet zonder scrupules zijn eigen eitjes op. Als aflegsubstraat kan je Javamos gebruiken. Als je dit niet in huis hebt, kan je terugvallen op perlon.
Minors zijn behoorlijk productief. Over meerdere dagen gespreid en zo veel paringen later, hebben ze een 500tal eitjes afgezet. De jongen komen na 24 uur uit. In den beginne liggen ze hulpeloos op de bodem. De volgende dag hangen ze al aan de ruiten. Op de vijfde dag zwemmen ze vrij rond en moeten ze onmiddellijk gevoederd worden met pas ontloken artemianaupliën. Als je na een voederbeurt door een vergrootglas naar de jonge visjes kijkt en je ziet geen roze buikjes, dan waren de naupliën die je gevoederd hebt te groot. Je kan, volgens de vakliteratuur, de eerste drie dagen ook pantoffeldiertjes of slootinfusie voederen. Waar je in onze regio slootinfusie kan vinden, zou ik niet weten. Hoe je thuis een infuus uitbroedt, werd in het maandblad van januari uitvoerig uit de doeken gedaan.
Na drie weken eten de kleintjes al grindalwormpjes. Maar let op! De jonge visjes zijn zeer gevoelig voor watervertroebeling. Daarom is het aan te raden tijdig een koolfiltertje in de kweekbak te stoppen. Hoe meer water je ververst, hoe sneller de jongen groeien. Bij het verversen moet je er wel op toezien dat dit water ongeveer dezelfde samenstelling en temperatuur heeft als dat van de kweekbak.
Mocht je nog nooit minors hebben gehouden, dan wordt het tijd om daar iets aan te doen. Ze worden u in ons lokaal tegen een schappelijke prijs aangeboden. Koop er ineens een stuk of tien, want samen staan ze sterk. Je zal er zeker veel plezier aan beleven en als je mij niet gelooft, vraag het dan maar aan de Frans. Die is er ook weg van!
Karel Fondu,
De Siervis Leuven